Nu zouden weinigen bezwaar kunnen hebben tegen het verlenen van een ligplaats aan een schip op een der Amsterdaase binnenwateren, maar toen door middel van de hierbij gereproduceerde afbeelding bekend werd, welke vorm deze 6 x 22 meter grote tragische parodie op een schip zou hebben, die als ark van het Leger des Heils was gedacht en toen daarbij werd vermeld, dat hiervoor bereids van wege de gemeente vergunning was verleend voor een ligplaats in de O.Z. Voorburgwal, mengde zich bij vele Amsterdammers die oog hebben voor stijl, de verbazing met wrevel. Dit laatste niet in de eerste plaats tegen het Leger des Heils, waar men, gezien de aard van diens werk geen bijzondere eer bied voor het stadsschoon mag vooropstellen, maar wel bij de diensten der gemeente, die niet alleen deze „ark" accepteerden, maar bovendien advi seerden als ligplaats de O.Z. Voorburgwal te kiezen. Amsterdam is door verwaarlozing en be stedingsbeperking al zichtbaar aan het aftakelen, om daar door de officiële diensten een extra stootje aan te laten geven, gaat ons te ver. Protesten kwamen van de omwonenden, van het stichtingsbestuur van het Museum Amstelkring, van het Koninklijk Oudheidkundig Genootschap, het Genootschap Amstelodamum, de Vereniging Hendrick de Keyser, en de Vereniging voor Heem kennis „Ons Amsterdam" en uiteraard van de Bond Heemschut. Voor de aktie van het Leger des Heils had dit on middellijk ten gevolge, dat de toevloed van bij dragen stopte na publicatie der protesten, het geen begrijpelijk voor deze instelling zeer teleur stellend was. Goodwill is bij het Leger des Heils geen frase, zodat van die zijde direkt de bereidheid kenbaar werd gemaakt tot nader overleg. Dit over leg heeft plaats gehad met de besturen van de vijf samenwerkende oudheidkundige verenigingen te Amsterdam. Deze stelden zich op het standpunt, dat twee betonnen bakken, waarop een loodsach- tige opstal is geplaatst moeilijk als een schip kan worden beschouwd en nog minder als een aan vaardbaar (drijvend) bouwsel op een zo markant deel van de binnenstad. Natuurlijk is een gebouw te verkiezen en de ver enigingen achten het dan ook in de eerste plaats een taak van de overheid, om in dit opzicht het Leger des Heils met alle dienstbare middelen te helpen. Pas als dit onmogelijk blijkt, ware aan een zodanige ligplaats te denken, dat het stedeschoon dat in deze tijd zulke zware en onherstelbare slagen te ver werken krijgt, niet nog meer wordt aangetast. Afgezien nog van het onaanvaardbare precedent dat hier geschapen wordt. Op het ogenblik dat wij dit schrijven hebben verschillende besprekingen plaats gehad, is de oplossing nog niet gevonden, maar wij hopen dat die gevonden zal worden en wel zodanig dat niet het werk van het Leger des Heils hiervan de dupe wordt, maar ook niet het stadsschoon van Amsterdam. Wij willen het werk van het Leger des Heils allerminst onderschatten, maar het is onze taak om er voor op te komen, als de betekenis van het stedeschoon in ons leven onder schat wordt. Holland en West-Friesland en van enigen zijner onderbevelhebbers aanwezig zijn, maar dat mede voor het Nederlandse volk van de grootste beteke nis is, omdat het de plaats is, waar de Koningen van Nederland worden beëdigd en gehuldigd -niet alleen op dit ogenblik, maar ook voor de toekomst te voorkomen? Antwoord van Z. Exc. R. Höppener, Staatssecretaris van Ondeiwijs, Kunsten en Wetenschappen. 1Het antwoord op deze vraag luidt bevestigend, met dien verstande, dat de sluiting van de Nieuwe Kerk is geschied op last van het College van Kerk voogden der Nederlands Hervormde Gemeente te Amsterdam. 2. Het is juist, dat een onderzoek naar de toestand van de Nieuwe Kerk is ingesteld. Dit is geschied door de met de restauratie belaste architecten, die daartoe van het College van Kerkvoogden, in over leg en in overeenstemming met de Minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen, opdracht hebben ontvangen. De Rijksdienst voor de Monumentenzorg oefent slechts een algemeen toezicht op monumenten uit en mist voor een onderzoek, als hierbedoeld, zowel het personeel als de outillage. 3. Op 19 november 1955 heeft het College van Kerkvoogden zich, onder overlegging van een voor lopig schetsplan voor de restauratie, tot de Minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen ge wend met het verzoek de restauratie voor subsidie verlening in aanmerking te doen komen. Op 14 mei 1956 heeft de Minister, na het advies van de Rijks commissie voor de Monumentenzorg te hebben in gewonnen, zich bereid verklaard in de restauratie kosten een bijdrage te verlenen en heeft hij voorts medegedeeld, dat hij zich met het overgelegde restauratieplan in grote trekken kon verenigen, met dien verstande evenwel, dat hij over het versterken van de kruisingspijlers, dat een uit constructief oog- 31

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1958 | | pagina 19