TON KOOT DOORBRAKEN BIEDEN GEEN BLIJVENDE OPLOSSING OP HEEMWACHT Op 26 april 1956 richtte de Bond Heemschut zich met een adres tot de Raad van de Stad Amster dam inzake het perceel Amstel 112. Dit naar aan leiding van een voorstel van B W aan de Raad om het in slechte staat verkerende pand maar te slopen mede in verband met de voorgenomen verbreding van de Bakkerstraat. Onze Bond maakte de Raad opmerkzaam op de onjuiste voorstelling alsol het pand in slechte staat zou verkeren, constructie! vertoonde de inrichting van het pand nl. geen gebreken van enig belang. Kennelijk was hier de wens de moeder van de gedachte. Bovendien achtte de Bond de mededeling omtrent de voorgenomen doorbraak door de Bakkerstraat voorbarig, immers deze hangt samen met een eventu ele doorbraak door de Utrechtsestraat. Deze laatste vormt een onderdeel van de verkeersweg, welke ge vormd zou moeten worden door Utrechtsestraat, Bakkerstraat, een nieuwe brug over de Amstel, te verbreden westelijke kade van de Zwanenburgwal, alsmede, als sluitstuk, de verkeersweg over de St. Anthoniesluis; deze laatste is opgenomen in het zo verwerpelijke en niet goedgekeurde wederopbouw- plan Nieuwmarkt. Van de talrijke panden in de Utrechtsestraat die als monument van belang zijn, staan er 15 op de Voorlopige Lijst, bovendien staan tal van panden op de grachthoeken, die mede zouden sneuvelen, op de Monumentenlijst. Een verbreding van de Utrechtsestraat is dus slechts mogelijk, indien de Minister van O. K. en W. toestemming voor de afbraak van deze monumenten verleent. Het is dus nog onzeker of deze route in de toekomst inderdaad tot stand kan komen, afgezien nog van het feit, dat de verkeerssituatie over enige jaren waarschijnlijk zodanig gewijzigd zal zijn, dat deze doorbraken en verbredingen als nutteloos en ongewenst zullen worden beschouwd en dus achter af worden betreurd. Steeds meer wint het inzicht veld, dat doorbraken in de binnensteden geen soelaas bieden, het is hollen achter de feiten aan. Het zou verstandiger zijn iets verder te zien dan de technische instanties thans doen en de binnen stad voor verdere verminkingen te vrijwaren door het verkeer zelf aan te vatten en daarmee nieuwe wegen in te slaan. Op uitstekende wijze is dit standpunt belicht in het Algemeen Handelsblad van 20-4-1957, waar de medewerker, die signeert met een vulpen ge stoken door het wapen van Amsterdam, schrijft: „Tegen de voordracht hebben wij hetzelfde be zwaar als verleden jaar, nl. dat zij uitgaat van het verouderde doorbraakschema van lang voor de tweede wereldoorlog. Doorbraken en verbre dingen in de oude kern van Amsterdam helpen niet tegen de verwerking van een na-oorlogs autoverkeer, dat per jaar met 20% toeneemt. Men zal het veeleer moeten zoeken en ook B W zijn toch van die mening in een verplaatsing van alle verkeer-aan- trekkende objecten in de binnenstad en in stringente verkeersverboden. Het zal er op den duur wel op neer komen dat de binnenstad of een deel daarvan alleen toeganke lijk gesteld wordt voor voetgangers en voor de openbare middelen van vervoer (tram, bus, taxi). Zo niet dan zal men gedwongen zijn het ene stuk van de binnenstad na het andere af te breken, en de ene gracht na de andere te dempen. Alleen barbaren zonder cultuur en automaniakken zullen dat een aanlokkelijk perspectief vinden." Het is wel zeer bevredigend, dat dit standpunt door het Algemeen Handelsblad wordt inge nomen en zo duidelijk verdedigd. Terecht heeft het Handelsblad doorzien dat het niet enkel om de afbraak van een huis gaat, maar dat hier vooruitgelopen wordt op beslissingen, die dus danig worden voorbereid, dat zij straks genomen moeten worden, voortkomende uit faits accomplis, een werkwijze die telkens gesignaleerd moet worden de laatste tijd, op vele plaatsen waar historische schoonheid in het gedrang komt en dit waarlijk niet alleen in Amsterdam. Dat daarbij bovendien merkwaardigerwijs in de voordracht aan de Raad ontbreekt de mededeling, dat het pand Amstel 112 op de Monumentenlijst voor komt, verdient de opmerkzaamheid. Verleden jaar had de Bond reden om in zijn adres als zijn mening weer te geven, dat de voordracht zeer onvoldoende was voorbereid. In april 1957 werd een verbeterde voordracht ingediend door B W. Ditmaal om niet tot sloping over te gaan, maar tot het treffen van enige voorzieningen aan het pand (dak en ramen) en het leegslopen van

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1957 | | pagina 9