OPENINGSWOORD VAN DE VOORZITTER OP Dames en heren, vertegenwoordigers van leden en buitengewone leden van Heemschut, Het vorige jaar hielden wij bij wijze van proef onze jaarvergadering niet op de eerste vrijdag in september, de traditionele Heemschutdag met excursie. Hiermede werd beoogd meer tijd en aandacht te kunnen besteden aan de behandeling van de agenda onzer bijeenkomst en aan de excursie. Gesteund door de allerwege betuigde instemming met deze verandering besloot het Bestuur de jaarvergadering voortaan niet meer met de excursie te combineren. Daar het voor vele leden bezwaarlijk bleek om kort na elkaar twee dagen voor Heemschut te reserveren, besloten wij de jaarvergadering naar het voorjaar te ver schuiven. Zo worden jaarvergadering en excursie gelijkmatiger over het jaar verdeeld. Ik moge U derhalve op deze eerste dag van juni van harte welkom heten in onze vergadering. Het verheugt mij, dat U de moeite en tijd hebt willen geven om door Uw aanwezigheid te getuigen van Uw belangstelling voor het werk van onze Bond. Onze jaarvergadering is gewijd deels aan een terugblik over het afgelopen jaar, dat thans dus slechts 9 maanden omvat, terwijl er anderzijds ook gelegenheid is de blik vooruit te werpen en het terrein van Heemschut's toekomstige activiteit te verkennen. Terugblikkend zien wij helaas, dat ons Vaderland enige vooraanstaande minnaars van en strijders voor de schoonheid heeft moeten verliezen, personen van nationale en meer dan nationale betekenis. Ik denk hier met name aan J. P. Mieras, directeur van de B.N.A. die voor Heemschut lid was van de Centrale Commissie Stad en Dorp; aan Jhr dr E. van Nispen tot Sevenaer, Directeur van het Rijksbureau voor Monumenten zorg, o.m. schrijver van een deeltje in de Heem schut-serie over de Nederlandse Kastelen, die zo in het bijzonder zijn belangstelling hadden; aan Dr J. H. van Heek, bezielde minnaar en kenner van de schoonheid en historie van stad en land, door wiens onvermoeibaar en onbaatzuchtig streven veel schoons bewaard bleef en tot nieuwe luister gebracht werd. Het zal niemand verwonderen, dat wij wederom herhaaldelijk geconfronteerd werden met de problemen van de kernen van onze grotere en kleinere steden. Een van de aspecten hiervan is die van de verkeersopstopping, een internationaal E 46ste JAARVERGADERING vraagstuk, dat o.a. aan de orde gesteld zal worden op het over enige weken te 's-Gravenhage te hou den internationale gemeenten-congres. Een ander aspect is dat van de verkrotting. Beiden hangen samen met de eenzijdige ontwikke ling van de kernen onzer oude steden: de city vorming, een opeenhoping van kantoren en bedrijven, die op bepaalde uren het verkeer sterk aantrekken en een grote behoefte aan parkeer ruimte scheppen. Noch aan de steeds toenemende eisen van het verkeer, noch aan de behoefte aan parkeerruimte zal in onze oude steden voldaan kunnen worden zonder ze te laten ophouden te zijn, wat ze zijn en waarom ze ons lief zijn, maar zelfs met opoffering van karakter, stramien en schoonheid is het nog onmogelijk om op het be perkt aantal vierkante meters der stadskernen meer dan een bepaald aantal bedrijven en kantoren te huisvesten. Van de zich ontwikkelende steden moet de oplos sing dan ook mede gevonden worden door het projecteren van kantoren buiten de oude kern, zoals bijvoorbeeld door 's-Gravenhage gedaan wordt bij de herbouw van het Bezuidenhout- kwartier. Vermindere men aan de ene kant de werk-functie van de binnenstad, men verhoge aan de andere kant haar woon-functie. Bij het saneren en „aus- kernen" van delen van de binnenstad drage men er zorg voor, dat de verbeterde woningen weer overeenkomstig hun oorspronkelijkste bestem mingen gebruikt worden. Dat is stadsherstel, namelijk herstel van de stad in haar oude waardigheid van woon- en werkstad. Dit stadsherstel zal daadwerkelijk kunnen bijdra gen tot het lenigen van de woningnood. Voor de gemeenten, die beter dan particulieren een stads deel in zijn geheel in dit revalidatieproccs kunnen betrekken, liggen hier grote mogelijkheden. Het is daarom te betreuren, dat de bijdragen voor woningverbeteringen die het Ministerie van Volks huisvesting en Bouwnijverheid in samenwerking met de gemeenten voor particulieren beschikbaar stelt, niet, voor wat het Rijksdeel van de bijdrage betreft, eveneens aan de gemeenten ten goede kunnen komen. Een wijziging dezer regeling, waardoor dit wel mogelijk zou worden, zal kunnen bijdragen enerzijds tot vermeerdering van het aantal goede woningen, anderzijds tot een meer harmonische samenstelling onzer oude stadskernen en daardoor 55

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1957 | | pagina 15