Mevr. M. M. Doornink-Hoogenraad ZUTPHEN - HISTORISCH OVERZICHT Een rond getal staat aan het begin van Zutphens geschiedenis: het jaar 1000. Op verschillende gronden neemt men aan, dat in de aanvang van de 11 de eeuw de nederzetting Zutphen haar be staan is begonnen. Toponymisch beschouwd valt de naam van de stad („Zuidveen") in die periode te plaatsen; wetenschappelijk geleide opgravingen op het plein 'genaamd 's-Gravenhof hebben aan getoond, dat de oudste sporen van gebouwen, op dit historische punt aangetroffen, in dezelfde tijd kunnen worden gedateerd en dat een eeuw later, omstreeks 1100, hier een tufstenen gravenpalts stond, waaraan het plein zijn naam heeft ontleend. Resten van een tufstenen krocht onder de huidige gotische St. Walburgskcrk, ook aan 's-Gravenhof gelegen, bewijzen dat zij een romaanse voorgang ster heeft gehad, die tijdgenote van de palts kan zijn geweest. Meer dan de geschreven overlevering die eveneens in de 11de eeuw aanvangt, maar zeer onbetrouwbaar is moeten dan ook bodem vondsten, stadsplattegrond en straatnamen gege vens verschaffen omtrent deze oudste periode van Zutphens bestaan. Met een zekere mate van waar schijnlijkheid laat zich hieruit het beeld vormen van een versterkte nederzetting van ronde vorm, met grafelijk hof, kerk en bijgebouwen binnen een omwalling en gracht, welke laatste men zich moet denken ter plaatse van Markten en Waterstraat, die met de oude IJselloop langs de zuidzijde van 's-Gravenhof deze kern van de latere stad omsloten. Ook in de tegenwoordige plattegrond is deze oudste nederzetting en haar groei rondom 's-Gravenhof nog duidelijk te herkennen. Deze grafelijke vesting lag niet alleen op een stra tegisch juist gekozen punt: aan de samenvloeiing van Berkel en IJsel, maar ook de handel vond ge legenheid zich hier neer te zetten, wellicht het eerst in de omgeving van de Beukerstraat, eertijds Bodikcrstraat, wier naam daaraan nog de herin nering schijnt te bewaren (bodiker winkelier?). Ook deze handelswijk, bij de burg gelegen, moet blijkens de straatnaam Oudewand een eigen ver sterking hebben gehad. Tussen deze omwalling en de Bcrlcel lag de kleine buitenwijk Hagen, even- eens nog in straatnamen bewaard; ten westen er van de weinig bebouwde wijk Barlhezc. Onder bescherming van de heren, later graven van Zutphen, bracht de handel dit conglomeraat van naar aard onderscheiden vestingen gezamen lijk tot bloei. Naarmate de betekenis groter werd, groeide ook de drang naar zelfstandigheid, die tenslotte zijn bekroning vond in de verlening van stadsrecht door de toenmalige landsheer Otto I, graaf van Gelre en Zutphen, in of omstreeks 1190. De ontwikkeling van de stad hield na de stads rechtverlening aan. Aan de noordzijde van de Berkel ontstond in de 13de eeuw een nieuwe neder zetting, de Nicuwstad, met een eigen parochiekerk en eerst zelfstandig, maar in 1312 door de lands heer met de oude stad tot één rechtsgebied samenge voegd. Waren voordien beide stadsgedeelten afzon derlijk versterkt, nu sloot men ze aaneen door twee •waterpoorten over de Berkel en voorzag het geheel van een nieuwe ommuring. Aan de oostzijde vorm de zich in de 14de en 15de eeuw nog een voorstad met landelijk karakter, de zg. Spittaalstad, die tot in de 19de eeuw weinig bebouwing had en van de overige stad enigszins gescheiden was, hetgeen haar een bijzonder en niet in alle opzichten gun stig stempel heeft opgedrukt, dat zelfs nu nog te onderkennen valt. Zutphen was een handelsstad, en de periode van 13de en 14de eeuw is haar bloeitijd geweest. Haar kooplieden voeren voornamelijk op Engeland, op de Oostzee (de zg. ommelandvaart) en op de Rijn, in mindere mate naar Bergen in Noorwegen, het grote handelscentrum van de Middeleeuwen, en naar de Vlaamse steden. Dat zij lid van het Han zeverbond was, spreekt wel vanzelf; met Deventer, Harderwijk en Elburg vormde zij daarin de groep der Zuiderzecsteden. Ook de passieve handel was van grote betekenis, en bleef dat, toen door verschillende oorzaken (o.m. de verzanding van de IJsel, de zo belangrijke scheepvaartweg in het oosten des lands) de actieve handel begon te vervallen. De stad hield, behalve een weekmarkt, verscheidene jaarmarkten, van welke de St. Walburgs-Meimarkt de voornaamste was en waar in hoofdzaak vee en pluimvee, laken en linnen, hout en leer werden verhandeld. Hier door en door enkele kleine industrieën, zoals de bierbrouwerij fungeerde de stad als overslag plaats en verzorgingscentrum voor een wijde om geving. En niet alleen door haar economische positie was Zutphen het centrale punt van het haar omringen de gebied. Zij was ook hoofdstad van haar kwar tier, de Graafschap, en dus administratief en juridisch middelpunt. Dit laatste kwam vooral tot 33

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1957 | | pagina 9