bleek te bestaan om op deze grond openbare of bijzondere gebouwen te stichten (behalve dan het nieuwe postkantoor) heeft men de grond uitgegeven voor de bouw van étagewoningen. Voor de liefhebbers van oud Zutphen heeft de uit voering van het wederopbouwplan naast verlies ook winst opgeleverd. De Berkelpoort is ontdaan van storende ombouwing en geheel gerestau reerd. Het aardige huis met de consoles aan het Rijkenhagc wordt vrijgelegd, terwijl in de Nieuw- stad de Spaanse poort en de Kruittorcn meer in het stadsbeeld werden opgenomen. Tot zover schijnt het Zutphense probleem nogal eenvoudig en duidelijk. Maar hier rijzen een aan tal vragen. Immers in hocverc zal men kunnen volstaan met de genoemde conserverende houding? Economisch gezien is het bezit van zo'n groot aan tal oude en zelfs middeleeuwse huizen een beden kelijk verschijnsel. Woningen- en zeker onze Nederlandse woningen hebben een beperkte levensduur. In het algemeen is het een gezond teken als zij na twee of drie eeuwen vervangen worden. Blijven zij veel langer staan, dan wijst dit meestal op een langdurige periode van economisch verval. Komt de welvaart terug, dan zullen de woonhuizen en winkels waarschijnlijk in vrij korte tijd vernieuwd worden en het huidige aspect dus gaan wijzigen. Het stedebouwkundigc plan, de structuur, heeft tot nu toe bijna geen wijzigingen ondergaan. Dit is geen wonder: alleen de overheid kan indien nodig wijzigingen in de stadsstructuur aanbren gen en dan nog met veel moeite en grote financiële offers. Dat deze wijzigingen achterwege bleven mag men echter niet opvatten als een bewijs, dat ze niet nodig waren en dat de huidige structuur de best denkbare is. Alleen een grondig onderzoek zal kunnen aantonen, in hoeverre het bestaande stadsplan (dat in hoofdzaak reeds zes of zeven eeuwen oud is!) nog bruikbaar is of bruikbaar ge maakt kan worden voor de functionele eisen waar aan een stadscentrum vandaag moet voldoen. Dat aan een hedendaags winkelcentrum, cultureel centrum en groothandelscentrum andere eisen worden gesteld, dan waarmee men in de 12de of 13de eeuw bij de bouw van Zutphen rekening moest houden, is duidelijik. Zelfs als men afziet van het ook overal elders bijna onoplosbare verkeers- en parkcervraagstuk, dan rijst toch de vraag, of het bijv. voor een gezonde ontwikkeling van de oude stad niet nodig zal blijken, om diepere bouwblokken beschikbaar te stellen dan nu aan wezig zijn, om de toetreding van licht en lucht in de achtererven te verbeteren enz. Blijken deze en andere maatregelen onvermijdelijk dan heeft men de stap gedaan van conservering en restauratie naar reconstructie. Deze stap betekent een ernstige ingreep in de bestaande toestand. Vóór 1940 leek een dergelijk ingrijpen zowel finan cieel als psychologisch ondenkbaar. Sindsdien heeft de wederopbouw ons geleerd, dat belangrijke wijzigingen in oude binnensteden niet alleen ver lies behoeven te betekenen, maar dat er vaak een grote winst kan worden verkregen voor het gehele stadsorganisme. (Dit bewijs zien wij gaarne geleverd - Red. Heemschut). Bovengenoemde vraagstukken, veel moeilijker dan die in het wederopbouwplan een oplossing hebben gevonden, worden binnenkort m Zutphen aan een onderzoek onderworpen. Laten wij hopen, dat ook hier een oplossing zal worden gevonden, waardoor het oude Zutphen, zonder zijn zo eigen en aantrekkelijke karakter te verliezen, op den duur verjongd en krachtiger zijn taak van vandaag zal kunnen vervullen. 41 -WITOEROHBOUWPLAH ZUTPHEN Hel centrum van Zutphen vooi deoorlog en het wederopbouwplan

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1957 | | pagina 17