TON K0\0 T OVERHEIDSSUBSIDIE VOOR TE RESTAUREREN PANDEN IS NIET AANGEPAST AAN DE TIJD Als bijdrage in de restauratie van monumenten is van Rijkswege sedert 1953 jaarlijks vijf millioen gulden beschikbaar. Dat was al in dat jaar voor een land zo rijk aan kostbare monumenten niet overvloedig, maar het was destijds al een grote overwinning en wij waren er Minister Cals dank baar voor, dat hij die wist te behalen. De resul taten waren verrassend, het goede peil van onze hedendaagse restauratie-techniek heeft doen be reiken, dat vele gesleten, geschonden, verwaar loosde en vervallen monumenten weer „gezond" werden gemaakt en waardige plaat sen in het stads-, dorps- en land schapsbeeld innemen. Intussen zijn vier jaren voorbij ge gaan, de kosten van het levensonder houd zijn toegenomen, de lonen werden enige keren verhoogd. Het zo loongevoelige bedrijf als het bouwbedrijf en de restauratie-bedrijven ondergingen daar de fnuikende invloed van. Naar ons uit kringen der monumentenherstellers wordt verzekerd, zijn daar de kosten sinds 1953 met ruim 40hoger geworden. Dit houdt in, dat - bij een gelijk gebleven subsidiebedrag - men de monumenten het slachtoffer laat worden van de stijging van lonen en prijzen, welke door de overheid zelf wordt toegelaten. Dat men ten Departemcnte krap zit, blijkt wel, als men constateert, dat eigenaren, die wel tot restauratie bereid zijn, moeten horen, dat zij vier of vijf jaren dienen te wachten voor de subsidie - en soms nog gedeeltelijk - in uitzicht kan wor den gesteld. Als men weet, dat verschillende eigenaren vaak na lange aarzeling tot restauratie bereid zijn gevonden, begrijpt men hun reactie, als zij vernemen, dat het nog een aantal jaren kan duren vooidat er geld beschikbaar komt. Ver schillenden zien er dan maar van af. De gevolgen zijn duidelijk, de panden worden verbouwd en verliezen hun aantrekkelijke en betekenisvolle karakter of zelfs raken in verval en rijp voor sloping. De lijst van monumenten waarvoor vanwege de Minister van O., K. en W. zelf, ten slotte nood gedwongen, om andere redenen dan financiële, verlof tot sloping werd gegeven, is toch al betreu renswaardig lang. Het trotse woord nog maar enkele jaren geleden ten Departemente gehoord: „Monumenten be hoeven niet verloren te gaan wegens gebrek aan geld", is niet meer juist. Zij gaan verloren. Wan neer het Departement bepaalde aanvragen niet bereiken, betekent dat niet, dat deze er niet waren, maar dat zij het zover niet gebracht hebben, omdat de eigenaren reeds gewaarschuwd werden, dat hun verzoeken op een te lange wacht lijst zouden komen. Met klem zouden wij dan ook willen pleiten voor een redelijke verhoging van het bedrag, dat op de begroting wordt geplaatst voor de Rijksbijdragen in de res tauratie van monumenten. En wel, wat het nieuwe begrotingsjaar 1958 betreft, met 50%. Dat betekent dus, dat het bedrag voor 1958 tenminste op zeven en een half millioen moet worden ge bracht. In feite is men daarmee dan op het peil van 1953 gebleven. Dit bedrag is dus niet anders dan aangepast aan dezelfde realiteit als dat van de loonronden. Uiteraard ware tien mil lioen wenselijker, maar in het kader van de be stedingsbeperking moet zeven en een half millioen van Rijkswege redelijk worden geacht. Monumenten die officieel vielen Men vergeet wel eens, dat de officiële lijst van monumenten tóch al regelmatig afneemt. Men denke aan biand, zoals die een aantal van de fraaiste pakhuizen van Amsterdam deed ver dwijnen. Daarnaast nemen wij als voorbeeld over uit het jaarverslag van de Voorlopige Monu- mentenraad voor 1955 een opgave van monumen ten, die met vergunning van de Minister van O., K. en W. gesloopt werden. Meestentijds omdat zij zo ver heen waren, dat thans restauratie een te kostbare zaak zou worden, soms omdat zij plaats moesten maken voor uitbreiding van belendende moderne panden. Het zou leerzaam zijn van elk dezer monumenten uitvoerig de geschiedenis van dit verdwijnen te vermelden, wij volstaan met de opmerking, dat deze lijst toont, hoe de officieel als monumenten aangemerkte panden, bescherming ten spijt, toch verminderen. Hier dus een opsomming van die gebouwen, die op de Voorlopige Lijst van Monumenten van Geschiedenis en Kunst vermeld stonden en in OP HEEMWACHT 17

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1957 | | pagina 9