vloeiend wegbeeld wordt verkregen. Tracé
en lengteprofiel vormen samen een ruimte
kromme, welke door de automobilist, doordat
hij zijn oog slechts op geringe hoogte boven
het wegdek heeft, zeer verkort wordt gezien,
tengevolge waarvan een kleine discontinuiteit
in deze ruimtekromme sterk opvalt.
Het is daarom beter de twee bogen door
middel van overgangsbogen op elkaar aan te
sluiten, zonder daartussen een recht vakje
te traceren. Om dezelfde reden verdient het
aanbeveling om kleinere kunstwerken, (brug
gen, viaducten) welke in of tussen bogen
moeten worden gebouwd niet recht en hori
zontaal te maken, maar de zijkanten ervan op
te nemen in de vloeiende kromme, welke zou
ontstaan, indien geen kunstwerk aanwezig was.
(fig. 1 en afb. 2).
3. Vertikale afrondingen in dalen of aan de
voet van hellingen make men vooral, als de
aansluitende hellingen lang zijn, zo ruim
mogelijk, omdat anders de indruk van een
knik in de weg wordt gewekt. Hierbij kan
worden opgemerkt, dat in ons vlakke land
het maken van grote vertikale afrondings-
stralen aan de voet van de opritten naar via
ducten weinig kostbaar is, omdat hiervoor
slechts zeer weinig meer grondverzet nodig
is. In ons land wordt voor deze afrondingen
veelal een straal van 5000 m gekozen. Een
straal van bv. 10.000 m zou in vele gevallen
fraaier zijn en geen kostenverhoging van
betekenis met zich brengen.
4. Vertikale afrondingen op toppen make men
eveneens zo groot mogelijk voor zoveel dit
in verband met de plaatselijke omstandig
heden mogelijk en in verband met de aanleg-
kosten verantwoord is. Vooral wanneer na
de top een lange helling voorkomt moet men
de afrondingsstraal zo groot mogelijk maken.
Doordat men bij het bereiken van de top het
landschap voor zich uit ver verwijderd ziet,
zal de afrondingsstraal kleiner lijken dan hij
in werkelijkheid is, tengevolge waarvan men
het gevoel zal krijgen een te kort gedeelte
van de weg voor zich uit te kunnen overzien.
(fig- 2).
5. Het doen samenvallen van het begin van een
boog met het begin van een helling kan de
indruk vestigen, dat zich aan de buitenzijde
van de boog een „zak" bevindt. Dit komt
doordat in de boog de buitenzijde van de
weg moet worden omhoog gebracht (fig. 3).
6. Het verdient aanbeveling in bossen en vooral
bij het ingaan van een bos en op de toppen
van heuvels in een bos flauwe bogen in het
tracé aan te brengen. Men krijgt, doordat dan
de horizon door een bosrand is afgeschermd
de indruk in een bos te rijden en niet dat het
bos door de weg in tweeën is gesneden (fig. 4)
7. De aanpassing aan de vertikale vormen van
het landschap moet niet zo ver worden door
gevoerd, dat het wegbeeld in een aantal on
samenhangende vakken uiteenvalt. Hierdoor
wordt afbreuk gedaan aan de monumenta
liteit van de weg, doordat een beeld wordt
verkregen, waarin het begrip snelheid ont
breekt (fig. 5 en 6).
24
Fjg. 1. Rechte brug tussen gebogen vakken.
Fig. 2. Te kleine afrondingsstraal.
AS BIJBAAN
2IJM ANTEN BljBAArt
BUITEN BOCHT
binnbnbocht-f
6EBOÖEN «ECHT
Fig. 3.