beteringen, die het verkeer van heden tegemoet
komen, zullen door de feiten achterhaald zijn
wanneer de werken voltooid zijn. Daarom is een
verbinding via Levendaal, Langebrug en Groen-
hazengracht, die wij zoeven schetsten, vooi de
toekomst ondenkbaar; het zou niet anders dan
een noodoplossing zijn, waar men spoedig berouw
van zou hebben. Maar dan is het onherstelbare
al geschied: dan is de entourage, die nu de Biblio-
theca Thysiana markeert, volledig verknoeid
door een brug over het Rapenburg en een ge
dempte Groenhazengracht. De onlangs gerestau
reerde Lodewijkskerk zal zich dan niet meer
spiegelen in het water, maar een parkeerplaats
om zich heen vinden, waardoor aan het effect
van de restauratie veel afbreuk gedaan zal zijn.
Moge het nooit zover komen. Leiden is niet
gebaat met het dempen van het laatste stukje
Levendaal, en nog minder met het daarvan te
verwachten vervolg.
Wat Leiden nodig heeft is een groot plan, dat
ruime mogelijkheden biedt voor de toekomstige
ontwikkeling, geen kleine verbeteringen, waarvan
de ervaring elders heeft geleerd dat ze toch geen
blijvend resultaat hebben.
De Twentse Bank
Naar aanleiding van de plannen van de Twentse
Bank N.V. tot het optrekken van een geheel
nieuw bankgebouw ter plaatse van haar kantoor
met aangrenzende panden aan de Breestraat,
Diefsteeg en Langebrug te Leiden, werden het
vorige jaar van verschillende zijden pogingen
gedaan om het pand Breestraat no. 79, hoek Dief
steeg met trapgevel en gevelsteen te redden. Deze
pogingen hebben gefaald, zodat vergunning tot
het slopen van het hoekpand, dat op de monu
mentenlijst staat, werd gegeven. Wanneer men
echter kennis neemt van de plannen die gemaakt
zijn voor een nieuw gebouw daar ter plaatse, dan
vraagt men zich af hoe het mogelijk is, dat het
gemeentebestuur, daartoe geadviseerd door de
Welstandscommissie (die eerst in 1953 ingesteld
werd), de benodigde vergunning heeft kunnen
verlenen, en hoe de architecten kennelijk geen
gevoel hebben kunnen opbrengen voor de om
geving van het hun toevertrouwde kantoor
gebouw.
Wat is namelijk het geval Aan de Breestraat komt
een uiterst plompe gevel, waarvan de ramen z.g.
zijn aangepast aan die van de overige gevels daar
ter plaatse. Daar deze aanpassing juist niet is
geslaagd is het effect van deze poging des te sto-
render. De diepte van dit hoog opgetrokken voor
gedeelte is gering, zodat juist op de hoek van de
Diefsteeg, bij gebrek aan een redelijke aansluiting
aan de lage gevel langs de Diefsteeg, een geheel
onaanvaardbare situatie zal komen. Maar deze
zijgevel is niet alleen te laag ten aanzien van het
voorgedeelte van de bank, doch ook ten opzichte
van de hoogte van de gcvelwand aan de overzijde
van de Diefsteeg, waardoor dit typische stadsbeeld
uit zijn evenwicht geraakt. Bovendien tart het
beloop van de daklijn langs deze zijgevel iedere
beschrijving. Tenslotte zal de achtergevel van
het gebouw, aan de Langebrug, tcrwille van een
parkeerterrein, enige meters naar achteren worden
opgetrokken, waardoor tevens de gevelwand aan
de Langebrug geschonden zal worden. Ook de
„architectuur" van deze achtergevel met het
sterk horizontale beloop van balkon(!)- en raam-
vcrdeling druist geheel in tegen het karakter
van deze binnenstad.
De Welstandscommissie heeft hier "in haar prille
bestaan de stad een kwade dienst bewezen, die
te erger is, waar zij de Twentse Bank het besef
had moeten bijbrengen, dat de plaats van haar
kantoorgebouw in het oudste stadsdeel van Leiden
verantwoordelijkheid voor het daar nog aanwezige
stadsschoon met zich meebrengt.
Dr. R. van Luttervelt
DE LAATSTE RESTANTEN VAN HONSELAARSDIJK BEDREIGD
Het is altijd moeilijk om zich voor te stellen hoe
onze stadhouders in de Gouden Eeuw hof ge
houden hebben. De vleugel aan de korte kant
van het Haagse Binnenhof, die op het Buitenhof
uitziet, moge voor de ongetrouwde Maurits
voldoende zijn geweest, Frederik Hendrik met
zijn snel groeiend gezin kunnen wij er ons nauwe
lijks gehuisvest denken; het uitgebreide hof van
barokke pracht dat de stadhouder-koning en,
reeds eerder, zijn koninklijke Engelse moeder
hielden, laten er zich in onze gedachten helemaal
niet goed onderbrengen. Het vrij kleine Huis ten
Bosch, vooral dat van vóór de vergroting voor
Willem IV, komt aan onze historische verbeelding
evenmin behoorlijk tegemoet en het „Oude Hof"
aan het Noordeinde moeten wij vóór de Franse
tijd uit ons geheugen elimineren, aangezien het
toen niet door de stadhouders bewoond werd en
8