de muur, alsof zij oorspronkelijk anders bedoeld is geweest. Men vraagt zich af of Arnold de La Margelle bij de gewijzigde politieke verhoudingen geaarzeld heeft met de voltooiing en deze na een onderbreking op een gegeven moment wat haastig heeft voortgezet. Eveneens is het een vraag of Arnold nog in leven was en te Eysden woonde toen Stadhouder Willem III in november 1672 zijn vermetele poging waagde de Franse aanvoerli nies aan de Rijn te bedreigen en tijdens deze onderneming zijn hoofdkwartier enige tijd op het kasteel geves tigd heeft. Bekend is, dat hij op 11 november zijn intrede binnen Maastricht heeft gedaan en tot in het begin van december op Eysden verbleef. Zo zien wij, dat het kasteel van Eysden van de eerste jaren van zijn bestaan een rol gespeeld heeft in de geschiedenis van het land en dat zijn heer zich ook niet onbetuigd heeft gelaten. Op hem volgt een reeks van lieden die min of meer belangrijke functies in het gewestelijke bestuur hebben vervuld. Arnolds zoon, Arnold Thcodoor, was sedert 1664 hoogdrossaard en luit. stadhouder van de lenen van het hertogdom Limburg. In 1674 wordt hij door Koning Lod. XIV aangesteld tot kolonel en kapitein van een eerste compagnie in een nieuw op te richten regiment samengesteld uit vreemden, onder opper bevel van Turenne. In hoeverre zulks voor hem conflicten meebracht, weet ik niet; feit is dat hij kort hierna de dienst van de Franse Koning ver laat en de gunst zoekt van prins Willem. Arnold Theodore was sedert 1694 kamerheer van de vorst-bisschop van Luik; hij overleed 6-VI-1721 en werd begraven bij de Observanten op de Lichtenberg. Hij wai de laatste de La Margelle, die Heer van Eysden was, want zijn dochter was vóór hem gestorven; Eysden kwam aan haar echtgenoot Ulrich Anton graaf van Hoensbroeck, baron van Oost enz. en na zijn overlijden aan zijn dochter, die in 1729 gehuwd was met Hubert baron de Geloes, die talrijke aanzienlijke betrek kingen heeft bekleed en die met zijn broer Guil- laume in 1745 door keurvorst Max. van Beieren verheven werd tot graaf des Heiligen Roomschen Rijks. Hij is te Luik gestorven op 14 april 1763 en eveneens bij de Observanten begraven. Zijn zoon graaf Guillaume heeft eveneens vele aan zienlijke betrekkingen bekleed, meestal in dienst van de prins-bisschop van Luik; in 1774 werd hij tenslotte burgemeester van Luik. Hoewel zijn vele betrekkingen hem wel niet in staat gesteld zullen hebben Eysden geregeld te bewonen, heeft hij in 1775 een vrij ingrijpende verbouwing en modernisering ter hand genomen. Ik heb vrij uitvoerig over een en ander moeten uitweiden, omdat het de lezer duidelijk moet zijn hoe een reeks van eigenaren, in waarschijnlijk (voorbijgaande) moeilijkheden het vererfd bezit hebben weten te handhaven en uiteindelijk ook streefden naar de verbetering en verfraaiing. Bij de verbouwing van graaf Guillaume wil ik even stilstaan. Hoewel ik het niet met bewijzen kan staven, meen ik toch met gionden van waarschijn lijkheid de lezer er op te mogen wijzen, dat de goed bedoelde verbouwing toch ten nadele van de constructieve stevigheid is geschied. Tot dan toe zat de trap geklemd tussen twee muren, die een dwarsverband vormden; de ruimte werd bij de gang getrokken, die er royaler door werd. Ter verkrijging van het ruime trappenhuis werd een andere muur, mede een dwarsverbinding opgeofferd, waartegenover staat dat een slechts aan een zijde tegen muren geleunde, statige, luie trap met open ijzeren leuning kon worden ge bouwd, die de nodige ruimte bood om het poitrct van Arnold de la Margelle te plaatsen en op de aangrenzende wand een aan Maarten de Vos toegeschreven schilderij Maria's ten Hemel op neming voorstellend, waarbij zeker een zestal voor- 5 Het kasteel te Eysden vóór de ramp.

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1957 | | pagina 13