MR. A. MINIS In zijn Stadhuis toont Maastricht wel het meest zijn verbondenheid met de Noordelijke Nederlanden. Te midden van de huizengevels, die een eigen Maaslands karakter dragen, getuigt dit monument van de vindingskracht van de Hollandse bouwmeester Pieter Post. Sedert de stad in 1632 door Frederik Hendrik was veroverd, werd de helft van het Maas trichtse Stadsbestuur door de Staten-Generaal benoemd; aan pleitredenen ten gunste van de Hollandse bouwmeester zal het niet ontbroken hebben! Hoe dit ook zij, Post toonde zich de opdracht, hem verleend, ten volle waard. Niet min der dan 40 dagen besteedde hij aan de bestudering van het Marktplein, waarop het gebouw zou moeten verrijzen. In 1658 werden de plannen geleverd. In Juni van het volgende jaar ging men over tot de bouw, die op de toren na in 1664 gereed kwam. In het Maastrichtse Stadhuis bracht Pieter Post de elementen van de klassicistische barok tot hun hoogste ontwikkeling. Op een vierkant grondplan, waarvan de zijden 100 Rijnlandse voeten maten, zijn de met Naamse steen beklede geyels opgetrokken. Zij munten uit door een sterke plastische behandeling. Zowel de middenrisalieten als de pilasters en lijsten zijn op een pittige schaduwwerking berekend. Het middendeel van de achter- en zijgevels wordt over een breedte van 3 traveeën door een driehoekig fronton bekroond. Het volle accent valt op de voorgevel: de middenrisaliet strekt zich over 5 traveeën uit, waarmee de opzetgevel met de stadsengel in het fronton verbonden is door klauwstukken, die Mars en Minerva uitbeelden. Een dubbele trap, die de beklimmer noopt zich tot viermaal toe te wenden, leidt naar de 3*' .(7.,.-?'- .dm 'jÜBéfTJuear 47

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1956 | | pagina 19