vuldige geledingen. Die van Onze Lieve Vrouwe is omsloten en intiem, Bourgondisch in zijn rijkdom aan laat-gotisch
ornament, met die lichte ondertoon van melancholie, die elk herfsttij der beschaving eigen is.
Wanneer men door de straten van Maastricht wandelt, ziet men eerst door hoeveel oude kerken het stadbeeld ver
levendigd wordt. Tevens zal men tot zijn schrik bemerken, hoevele van deze kerken thans voor profane doeleinden
worden gebruikt. Wij noemen slechts de voormalige kerken der Dominicanen, Kruisheren, Capucijnen, Jezuïeten,
Cellebroeders, Bonnefanten, Grouwzusters en twee kerken der Minderbroeders, één in gotische stijl en één in barok-
trant. Dan is er nog de kapel van St. Catherina en die van het v.m. klooster de Beyart, waarvan nog slechts een ruïne
overbleef. De 19de eeuw zag veel oude kerkgebouwen verdwijnen, o.a. de parochiekerk van St. Nicolaas, naast de
Onze Lieve Vrouwe gelegen, de beide grote kloosterkerken van de Duitse Orde, de zgn. Nieuwe Biesen, en van de
Antoniusbroeders; verder nog een hele reeks kapellen en kerkjes van kleinere kloosters en last not least de St. Maarten
van de aan gene zijde van de Maas gelegen voorstad Wijk, die door een dorre neo-gothische kerk vervangen werd. Slechts
enkele weinige der oude stadskerken zijn nog als bedehuis in gebruik en wel, behalve St. Servaas, Onze Lieve Vrouwe
en St. Jan, de gothische St. Matthiaskerk aan de Boschstraat, de barokke v.m. Augustijnenkerk, die na meer dan een
eeuw onderbreking weer voor de eredienst bestemd werd, de schilderachtige kloosterkerk van de Nieuwenhof, barok
met een laat-gothisch koor, die thans dienst doet als kapel van een weeshuis en de vroeg I8de-eeuwse kapel van het
v.m. klooster, thans gesticht, Calvariënberg. Noemen wij tenslotte nog de Waalse kerk, die in 1732 gebouwd werd op
de plaats der v.m. St. Hilariuskapel en de Lutherse van het einde der 17de eeuw.
Men vergeve ons deze dorre opsomming. Zij maakt begrijpelijk hoe het mogelijk is, dat oude prenten, van voor de negen
tiger jaren der 18de eeuw, Maastricht tonen als getooid met een waar bos van torens en torentjes, waarbij zich dan nog
de talrijke spitsen voegen van versterkingen, stadspoorten en openbare gebouwen. Welk een prachtig gezicht moet de
stad toen hebben opgeleverd vanaf de heuvels rondom of van de noordoostelijke oever der Maas, bij de tegenwoordige
Griend, waar het stadssilhouet nog steeds elkeen te boeien weet.
De toren van St. Mathijs, geheel uit blokken Naamse steen gebouwd, fors en stoer opgezet, maar nimmer voltooid, is
boeiender en belangrijker dan de in haar huidige vorm overwegend I5de-eeuwse kerk, die erachter ligt. Deze toren
beheerst, ondanks zijn onvolgroeide staat, het noordwestelijke stadsbeeld en zijn aspect is, gezien vanaf de Markt via
de breed aangelegde Boschstraat, uitermate schilderachtig. Dit machtige zilvergrijze blok met zijn lage leienspits kan
prachtig afsteken tegen een bewolkte lucht. Inwendig is de kerk wat somber en gedrukt, haar aanleg en afwerking valt
op door een verregaande nonchalance: geen hoek is recht, de pijlers staan niet in het gelid en alles is in meerdere of
mindere mate scheef.
Naast haar zijn de voormalige kloosterkerken der Dominicanen en der Minderbroeders voorname stalen van gothische
verfijning. Laatstgenoemde aan de Pieterstraat gelegen en met haar uitgestrekte kloostergebouw thans in gebruik bij
het Rijksarchief, valt op door haar slanke luchtbogen en haar diepe rijzige koor met hoge glasvensters rondom. Men kan
er over twisten of zij, dan wel de Dominicanenkerk, Maastrichts mooiste gothische gebouw is. Wat ligt zij prachtig,
hooguitrijzend in haar volle lengte, gezien vanuit het parkje bij de Helpoort, of vanaf de stadsmuur bij de Poort Waar
achtig.
De Dominicanenkerk, vlak bij het Vrijthof aan een klein vierkant pleintje gelegen, werd gebouwd in de tweede helft
der 13de eeuw. Zij is zeer zuiver van stijl, al werd haar koor helaas geschonden,
gelukkig niet onherstelbaar, door het inbouwen van een thans practisch niet
meer gebruikt concertorgel.
Men is overigens in het verleden maar al te vaak weinig kieskeurig geweest
ten opzichte van de oude kerken. Vele werden we noemden ze reeds
afgebroken. Andere werden roekeloos verminkt: zo b.v. de voormalige
Jezuïetenkerk, door P. Huyssens gebouwd tussen de jaren 1606 en 1614, die,
had men haar gespaard, thans een der oudste en mooiste voorbeelden zou zijn
in de reeks der barokke kerken, welke onder invloed der contra-reformatie
in de Zuidelijke Nederlanden werden gesticht. Reeds in 1786 sloopte men de
toren en bouwde men de kerk om tot een theatertje, dat tot op de dag van
heden een kostbaar zorgenkind der gemeenschap bleef.
Beter verging het de v.m. Augustijnen-, thans St. Jozefkerk, die in dejjaren
tussen 1610 en. 1618 gesticht werd op de plaats der toen gesloopte Maria ten
Oever of Maria Minor. Zij werd gesloten en ontruimd in 1796 en kreeg.:eerst
in 1920 haar oorspronkelijke bestemming terug. Inwendig is zij, ondanks
stuc-ornamenten en de van elders overgebrachte barokke altaren en beelden,
hoog, breed en wat nuchter. Haar interessantste deel is de voorgevel, groten
deels uit mergelsteen gebouwd en rijk met beeldhouwwerk versierd. Deze
facade heeft echter haar oorspronkelijke werking verloren, doordat zij thans
aan een kade gelegen is, die uitziet op de Zuid-Willemsvaart en de Maas.
Tussen kerk en rivier lag vroeger ter plaatse van het huidige kanaal een rij
huizen, die met de er tegenover liggende de Bokstraat vormde. In de rooilijn
van deze straat lag de Augustijnenkerk.. Men zag de facade dus opgenomen in
41