verlengde, met loodrecht hierop Bredestraat aan de zuidzijde en Grote Staat aan de andere zijde. Blijkens de gedane onderzoekingen is hierin voor een belangrijk deel het oude Romeinse wegennet te herkenenn. Na de verwoesting der stad in de vijfde eeuw heeft zich op de grond van het oude municipium, in de naaste omgeving der O. L. Vrouwekerk, een prae-stedelijke kern ontwikkeld, zoals ook de voorgeschiedenis van deze kerk uitwijst. Naast deze prae-stedelijke, Romeinse kern vormde zich een tweede nederzetting rondom Merovingische Palts, tussen Bredestraat en Platielstraat, die zich in de Karolingische tijd verder heeft uitgebreid. Een derde stadskern kan wellicht onderkend worden in de kloostersingel, die zich langzamerhand heeft ontwikkeld rondom de kerk, die op de plaats van de huidige St. Servaaskerk omstreeks 560 werd gebouwd. Deze drie stadskernen, welke tot een min of meer aaneengesloten gebied en handels nederzetting samengroeiden, kwamen binnen de oudste stenen omwalling van 1229 te liggen. De loop van deze omwalling, diagonaalsgewijze over het huidige Marktplein, wijst op een stadsuitbreiding in noordelijke richting, nl. op het ontstaan van een handelswijk dicht langs de Maas, doch op enige afstand van de drie bovengenoemde, waar zich ook de terreinen van lakenwevers en volders bevonden. De tweede stenen omwalling, die omstreeks 1350 werd gebouwd en bijna con centrisch om de eerste heen lag, omsloot ook de nieuwe handelswijk aan de noordzijde der stad. Deze tweede omwalling, die de oppervlakte der stad naar schatting bijna heeft verdrievoudigd, heeft ook gedurende meer dan vijf eeuwen de omvang en plattegrond van de stad bepaald. De gedeeltelijk straalsgewijze naar buiten lopende hoofdwegen, zoals Brusselse straat, Tongerse straat en Boschstraat werden door dwarsstraten verbonden en uitbreiding was mede mogelijk door een vaak hoge en dichte bebouwing van de nog beschikbare tuinen en hoven. Toen de stad in 1868 en volgende jaren werd ontmanteld, was voor de uitbreidingsmogelijkheden der oude, ommuurde stad van groot belang het sedert 1632 steeds meer uitgebreid stelsel van verdedigings- en buitenwerken, dat zich buiten de tweede omwalling van de 17de tot de 19de eeuw had ontwikkeld. Dankzij deze gordel van bastions konden vooral in de eerste helft der 20ste eeuw ruime singels, parken en wijken worden aangelegd, in een grote, concentrische ring om die oude omwalling heen. Het aan de oostelijke zijde van de Maas gelegen bruggenhoofd Wijk, evenals Maastricht zelf tot in de vorige eeuw binnen een om klemmende vestingmuur nauw omsloten, heeft zich na de ontmanteling vooral in de laatste decennia, mede ook door annexatie van naburige gemeenten, tot meer dan een voorstad van Maastricht ontwikkeld. Aan beide zijden van de Maas, langs en tussen de oude hoofdwegen,zijn in steeds sneller tempo nieuwe, ruime woonwijken aangelegd. Doch kern van het zich steeds verder tot aan de zeer nabije Belgische grens uitbreidende Maastricht is gebleven: de oude binnenstad, die binnen de eerste stenen omwalling van 1229 was gelegen, voor een groot deel tevens samenvallend met het oude municipium in zijn grootste uitbreiding uit de Romeinse tijd. Hier is de schoonheid van monumentale gebouwen en pleinen uit een rijk verleden het zuiverst gekristalliseerd gebleven en dient zij ook het meest te worden behoed in een wijze bekommernis om haar bedreigd, want subtiel bestaan. St Servaas, met zijn staf water uit de grond slaand, zilveren gesp van een koorkap (15de eeuw) Vrijthof - heden St Servaas en St Jan

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1956 | | pagina 10