meen ten grondslag liggen zich hebben ontwikkeld; tenslotte welke percelen en gebouwen zijn geres taureerd, wanneer en door wie. Zo is dit boekje een vraagbaak en een stimulans beide, want het is (royaal gebaar) aangeboden aan de eigenaars en beheerders van monumenten van geschiedenis en kunst in de hele provincie. Laten wij daarom voorop stellen, dat het niet in onze bedoeling ligt, op een werk als dit, dat van zó'n goede gezindheid getuigt, critiek te oefenen. Slechts willen wij ten aanzien van een enkel punt nog een wens uitspreken. In de eerste plaats wil het ons voorkomen, dat men in Friesland de waarde van een oud stads- of dorpsbeeld nog niet zo hoog schat, als wel wense lijk zou zijn. Waar sprake is van de eigenaars of beheerders van monumenten, spreekt het boekje veelal kortweg van kerkvoogdijen. Men heeft het als een bezwaar gevoeld, dat men niet wist, hoe veel gebouwen in aanmerking kwamen voor res tauratie, zodat men min of meer in het wilde weg subsidieerde. Daarom heeft men een commissie gevormd, die een onderzoek heeft ingesteld naar alle kerken en torens in de provincie. De woon huizen en openbare gebouwen om van de boer derijen maar te zwijgen, lijken te zijn vergeten. De provincie had aan de commissie bovendien nog deze vraag voorgelegd: „Bestaan er in Friesland meer bouwwerken welke behoren tot dezelfde categorie, c.q. dezelfde stijlperiode? Zo ja, kan dit een reden opleveren om gezien de uiteraard niet onbeperkte middelen der provincie van restauratie van een kerk af te zien?" De commissie heeft vierkant geweigerd op deze vraag in te gaan, en wij kunnen daar dankbaar voor zijn. Elders in het boekje lezen wij: „Een Fries dorp zou zijn dorpskarakter verliezen als toren en kerk ver loren gingen. Friesland zou aan schoonheid en karakter inboeten." Het tweede deel van dit citaat is juist, het eerste niet helemaal. Het dorpsbeeld met de voor Fries land kenmerkende schilddaken en hoge schoor stenen is niet minder karakteristiek. Kerk en dorps bebouwing vormen een twee-eenheid, die eerst samen tot een schoon en eigen dorpsbeeld leiden. Wij hebben het gevoel, dat juist de dorpsbebou wing groter gevaar loopt te verdwijnen of verminkt te worden dan de kerken en het is te hopen, dat de Friese overheid inziet, dat deze bedreiging voor het karakter van Friesland minstens even erg is als het verval, dat tal van kerken aantast. Men moet zich overigens geen al te grote voor stellingen maken van het aantal gerestaureerde gebouwen. Van 1917 tot 1953 zijn er 66 gebouwen hersteld, waarvan de helft uit kerken en kerktorens bestaat. De rest bestaat uit 10 woonhuizen, 2 raad huizen en een aantal andere gebouwen. Er is dus nog veel te doen, en wij wensen het Provinciaal Bestuur bij zijn werk ten behoeve der monumenten van harte veel nieuwe successen toe! Rest ons een vergissing recht te zetten: De Commis sie voor de Monumentendag is ontsproten, niet aan het initiatief van de Kon. Ned. Oudheidkun dige Bond, maar van de Bond Heemschut, en wel vooral van zijn toenmalige voorzitter, prof. dr. L. Knappert. C.F.J. DE STRIJD TEGEN ONTSIERENDE RECLAME- Onlangs heeft het gemeentebestüur van Rijssen besloten de algemene politieverordening aan te vullen met een artikel, luidende: 1. Het is aan de eigenaar of gebruiker van enig onroerend goed, gelegen binnen de bebouwde kom, verboden zonder toestemming van burge meester en wethouders a. op of aan dat onroerend goed te hebben van de weg zichtbare getimmerten, borden of andere voorwerpen, bestemd of gebezigd tot reclame; b. het onroerend goed op enige andere wijze te bezigen tot van de weg zichtbare reclame. 2. Voor de in het eerste lid bedoelde voorwerpen en reclames, welke bij het in werking treden dezer verordening niet bij enige gemeente verordening verboden waren, is de bepaling van het eerste lid niet van toepassing gedurende een jaar na het in werking treden van dit artikel. Heemschut stelt dit initiatief, waardoor de strijd tegen de in Rijssen in snel tempo voortwoekerende ontsierende reclame-aanduidingen met kracht zal kunnen worden gevoerd, op hoge prijs. Mogen vele gemeentebesturen dit voorbeeld vol gen en, zo de plaatselijke politieverordening reeds een dergelijke bepaling bevat, hieraan met kracht de hand houden, want op talrijke plaatsen in ons land wordt het landelijk- en dorpsschoon in steeds sterker mate aangetast door een vloed van ontsierende reclames! A. G. M. BOOST, Secretaris v. d. Commissie W.I.L. 109

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1955 | | pagina 29