komen, dat voor hét stadsbeeld belangrijke
gebouwen zonder meer geamoveerd worden.
25. In afwachting van de totstandkoming van de
in uitzicht gestelde Monumentenwet, welke,
naar mag worden aangenomen, ruimere be
voegdheden zal geven dan thans beschikbaar
zijn, zal het Gemeentelijk Bureau voor
Monumentenzorg de reeds aangevangen
inventarisatie van het monumentenbezit krach
tig voortzetten. Daarbij moet men er zich van
bewust zijn, dat de schoonheid en het karakter
van het stadsbeeld niet uitsluitend door uit
gesproken monumenten worden bepaald, doch'
dat ook gebouwen van meer eenvoudig karak
ter met die monumenten waardevolle stads
beelden opleveren.
26. In dit verband zij er op gewezen, dat de Re
gering overweegt, in het ontwerp-Monumen-
tenwet voorschriften ter bescherming van het
stadsbeeld op te nemen.
27. Mede met het oog op dit laatste bevat de
Bouwverordening een bijzondere rege
ling voor een deel van de oude stad, met be
trekking tot de hoogte van de bebouwing
28. Bestaande bebouwing met een ten opzichte
van het karakter van de binnenstad storend
uiterlijk kan alleen door overleg, zoals bij thans
monumenten geschiedt, worden verbeterd.
29. Tegen ernstige verwaarlozing van het on
derhoud van bebouwing, voor zover uit
woningen bestaande, kunnen verschillende
wettelijke maatregelen worden toegepast. Be
treft het echter een gebouw, dat geen woning
is, dan kan de Gemeente moeilijk optreden,
zolang geen gevaar voor de volksgezondheid
of gevaar door bouwvalligheid ontstaat. Bij
dragen van de Gemeente (eventueel van het
Rijk) in de kosten van verbetering kunnen in
deze gevallen doeltreffend werken. Daarbij
zal elk geval op zichzelf moeten worden be
oordeeld.
30. Overigens dient te worden nagegaan, of door
wettelijke voorschriften op dit punt een
meer bevredigende toestand kan worden
verkregen.
teerd. Het is bekend, dat niet zelden afbraak van een
pand verlangd wordt, dat zeker te restaureren ware;
bij beter inzicht in de mogelijkhed.en der oude
architectuur zouden minder, voor het stadsbeeld waar
devolle, oude percelen verloren zijn gegaan.
25. De werkzaamheid van het Gemeentelijk Bureau
Monumentenzorg bij de incidentele doch de laatste
jaren sterk in aantal toegenomen restauraties van
oude bebouwing ontmoet algemeen grote instemming
en waardering, feer toe te juichen is de hier aange
kondigde nieuwe inventarisatie. Toch zal naar onze
mening dit bureau aanzienlijk moeten worden uit
gebreid om het beoogde doel te bereiken.
27. De hier bedoelde speciale regeling in de bouwver
ordening is nuttig doch onvoldoende. _De regeling dient
in deze zin herzien te worden dat de bebouwings
hoogte in de verschillende wijken en straten kan
variëren volgens het gemiddelde der oorspronkelijke
bebouwing, zodat de in deze en de vorige eeuw binnen
gedrongen uniforme en voor smalle straten te grote
hoogte allengs wordt teruggebracht tot een niveau dat
stedebouwkundig verantwoord is. Aanbeveling zou
het tevens verdienen een bepaling op te nemen die het
mogelijk maakt om wegens redenen van stadsschoon af
te wijken van de voorgeschreven minimum-afmetingen.
29. Dit onderstreept het belang van de woonfunctie:
bij woonhuizen kan men onderhoud afdwingen, bij
kantoor- en bedrijfsgebouwen niet.
30. Inderdaad zijn nog vele verbeteringen in de wettelijke
voorschriften mogelijk. Neemt het Gemeentebestuur
daartoe een initiatief? Of is dit onderzoek reeds
gaande dan wel in voorbereiding? Primair is het
echter dat de reeds bestaande en de nieuwe te scheppen
voorschriften gehanteerd worden in een doelbewust
beleid tot behoud en herstel van de oude stad. Dit is
tot nog toe niet het geval geweest.
76
De Driehoekstraat vóór de oorlog; een buurtje, dat een restauratie
waard was, en erdoor behouden kon blijven. foto Ton Koot