het verkeer in de binnenstad een voortdurend
accres vertoont. Dit wordt nog in de hand ge
werkt door de groei van de stad, als gevolg
waarvan het verkeer van het „achterland",
dat op de radiaalstraten is gericht, zich snel uit
breidt. In het zakenleven bestaat de neiging,
bij vestiging van nieuwe of uitbreiding van
bestaande ondernemingen in de eerste plaats
de blik te richten naar de binnenstad in ver
band met de voordelen, welke hier worden ge-
zien. Er is dus een tendentie naar verdere city
vorming, nog bevorderd door de omstandig
heid, dat vele percelen in de oude stad door
veroudering (technisch en/of economisch) als het
ware om een andere bestemming vragen,
of om een vernieuwing overeenkomstig de
f reeds veranderde bestemming.
2. Uitgangspunten voor het te voeren beleid.
1. Wanneer het beleid ten aanzien van de ge
noemde vraagstukken moet worden bepaald,
dan dient naar onze mening in de eerste plaats
aan de orde te worden gesteld de vraag, of de
cityvorming in de oude stad ongeremd moet
blijven voortgaan, dan wel, dat getracht moet
Het is bepaald onjuist, te stellen dat oude huizen om
een andere bestemming vragenintegendeel vragen
zij om herstel, om restauratie. Wel werkt veroudering
(technisch en/of economisch) van vele percelen in de
binnenstad een verandering van bestemming in de hand.
De veroudering doet zich bovendien in even grote, zo
j niet grotere omvang in de 19de-eeuwse wijken voor. fijn
in de binnenstad de huizen meestal degelijk gebouwd,
en door herstel te behouden, de huizen in de 19de-eeuwse
wijken zijn van minderwaardige constructie. Ook een
vergelijking van de stedebouwkundige situatie en de
woonmogelijkheden valt in het nadeel van de 19 de-
eeuwse wijken uit, om van overwegingen van sfeer en
schoonheid te zwijgen.
2-
1. De mogelijkheid van spreiding der city-vorming over
een groter gebied, heeft als contrast tot ongeremde
city-vorming in de oude stad alléén zin, wanneer dit
„groter gebiedniet in, maar buiten de oude stad
gezocht wordt, anders komen „ongeremde city-vor
ming" en „city-spreiding" precies op hetzelfde neer,
- namelijk vernietiging der oude stad.
2. De stelling dat voortdurende concessies aan de eisen
van het. bedrijfsleven en het verkeer tenslotte leiden tot
het prijsgeven van het cultuurmonument Amsterdam, is
sinds hun oprichting door de besturen van onze ver
enigingen betoogd. Het stemt tot grote voldoening dit
worden, deze cityvorming over een groter
gebied te spreiden.
2. In het eerste geval zullen steeds nieuwe con
cessies aan de eisen van het bedrijfsleven en
het verkeer moeten worden gedaan en zal
geleidelijk de oude stad als cultuurmonument
moeten worden prijsgegeven. In het andere
geval zal er naar gestreefd moeten worden,
bepaalde reeds aanwezige, dan wel in de
toekomst te verwachten verkeeraantrekkende
elementen, naar andere gebieden dan de hui
dige city te leiden, de nog bestaande woon
functie van deze city in stand te houden en zo
mogelijk te versterken en daardoor het zaken
verkeer (personen- en goederenverkeer) te
spreiden, zodat verdere verkeersconcentratie
wordt voorkomen.
3. Naar onze mening dient het tweede standpunt
te worden gekozen. Wil men een verdere aan
tasting van het karakter van de Amsterdamse
binnenstad voorkomen, dan is er geen andere
weg. Slechts dan in het mogelijk, de situatie
in de hand te houden en regelend ten aanzien
van de functie van de binnenstad te blijven
optreden.
4. Deze functie, die, zoals eerder gezegd,
meebrengt, dat de binnenstad vestigings-
inzicht thans ook door Burgemeester en Wethouders
gedeeld te weten.
Inde volgende zinsnede worden echter „city" en,bin
nenstad" met elkaar verward: de city is slechts een
deel van de binnenstad; de hier geschetste beleidslijn
heeft alleen zin wanneer zij geldt voor het geheel der
binnenstad.
4. Uiteraard onderschrijven onze besturen deze mening
van Burgemeester en Wethouders. Toch wil het ons
voorkomen dat de omschrijving „vestigingsplaats van
centrale economische en culturele activiteiten en be
houd van een zekere mate van woonfunctie" enige
nadere precisering behoeft in het licht der vooraf
gegane beschouwing. Dan dient de nadruk te vallen
op de culturele en de bestuurlijke activiteiten op alle
gebieden van het maatschappelijk leven, op verbete
ring, zowel kwalitatief als kwantitatief, der woon
functie, en tenslotte op een zodanige differentiatie der
'economische activiteiten dat de binnenstad alleen ves
tigingsplaats blijft of wordt van bedrijven en instel
lingen die op de ligging in de oude stad zijn aangewezen
en niet door hun omvang en aantrekkingskracht voor
motorisch verkeer een schadelijke invloed op de omge
ving uitoefenen, terwijl een doelbewust beleid van
city-spreiding en verkeer somleiding buiten de oude
stad het overige deel van het bedrijfsleven in economisch
en stedebouwkundig verantwoorde banen moet leiden.
70