SMIt k=d aan III Hift n mm behoefte aan een plan voor de binnenstad en de wens, een waardevol stadsbeeld te be waren of nieuw te scheppen, zijn een reactie hierop en het gevolg van de erkenning van de cultuurwaarde van het stadsbeeld. 11, In dit verband is het van belang, aandacht te besteden enerzijds aan de vernieuwing als zodanig, welke van dag tot dag voortgaat en ook de oude gebouwen op zichzelf niet onge moeid laat, anderzijds aan het conserveren van de oude schoonheid. Het gaat vooral om de wijze, waarop beide dienen te ge schieden. Hoe wordt met name bereikt, dat grote, nieuwe eenheden op de juiste wijze worden' gesitueerd en hoe moet daar waar grote eenheden ontoelaatbaar zijn, de daar te stichten bebouwing 'worden ingepast -in het bestaande stadsbeeld? Sommige ge bouwen kunnen door hun bestemming en hun aard op de sfeer van het stadsbeeld een dodende uitwerking hebben, andere daarentegen behoren daar thuis. Hoe kan het ontstaan van de eerste worden tegen gegaan en het stichten van de andere worden bevorderd Deze vraagstukken stellen het stedebouwkundige beleid ten aanzien van de binnenstad uit een oogpunt van stadsbeeld aan de orde. c. De cityvorming. 12. De vraagstukken van de cityvorming zijn van verschillende aard. De city is een gezochte vestigingsplaats voor talrijke instellingen en bedrijven, die ver buiten de grenzen van de stad of zelfs van het land betekenis hebben. Zij vinden hier de nabijheid van gelijksoortige of completaire instellingen en bedrijven, waar aan zij behoefte hebben. Zij zijn een wezenlijk en zelfs onmisbaar element voor de bloei van de stad. Te zamen brengen zij de levendig heid in de binnenstad, die een van de aan trekkelijkheden is van Amsterdam. Het vinden Ofschoon de Afdeling Stadsontwikkeling ruim 25 jaar bestaat, ontbreekt go'n plan nog steeds; ook deze nota is niet als een gesloten complex van projecten, vormende tezamen een alles-omvattend plan voor de binnenstad, te beschouwen. 11. Het is verheugend dat hier de aandacht wordt ge vestigd op „de dodende uitwerkingvan het grote bedrijfs- of kantoorgebouw op de binnenstad. De nota verwerpt stichting van deze gebouwen in de stadskern hier ook op zuiver aesthetische gronden. Hiervoor gaarne onze erkentelijkheid uitsprekend vragen wij ons toch af, waarom dit principe in para graaf 3 (te treffen voorzieningenin het geheel niet is uitgewerkt. 12. Hier ontbreekt het noodzakelijke onderscheid tussen échte city-bedrijven en kantoren, waarvoor de centrale ligging essentieel is enerzijds en anderzijds de voor namelijk industriële bedrijven die zich bij gebrek aan voldoende andere mogelijkheden in de binnenstad gevestigd hebben. Deze laatste komen in aanmerking voor eventuele verplaatsing, hetgeen de overheid voor de taak stelt een dergelijke verplaatsing mogelijk te maken Verwezen moge hier worden naar de beschouwingen van Ir. W. Valderpoort en van oud-minister Mr. J. In t Veld behelzende dat de city, typisch 19de eeuws verschijnsel dat samenhangt met spoorweg en telegraaf, over zijn hoogtepunt heen is, en zijn stringente economische noodzaak begint te verliezen. De evolutie van het auto- en telefoonverkeer heeft ten dezent een geheel nieuwe situatie geschapen, die o.a. tot uiting komt in een streven naar decentralisatie. Dit voor de toekomstige ontwikkeling zeer belang rijke aspect ontbreekt in deze beschouwing. De ern stige bezwaren welke een voortgaande industrialisatie in de Amsterdamse binnenstad teweegbrengt zijn overigens in de alinea's 12 15 duidelijk uiteen gezet. Uit deze. bezwaren blijkt, dat de sub. b ge noemde zorg voor de schoonheid van de binnenstad en de daaraan inhaerente wenselijkheid ener voortdurende bewoning onverenigbaar zijn met voortgaande indu strialisatie en een sterk argument vormen voor de nood zaak van city-enindustriespreidingbuitende oude stad. Deze levendigheid speelt zich af in de delen van de stadskern die sterk door city-vorming zijn aangetast en wel voornamelijk tussen 8 en 18 uur; het is de vraag of de winst die men hier aanwezig acht op weegt tegen de meer constante levendigheid die een 66 aEDC nxn a-ii^aa B" 118:111 De Herengracht bij de Utrechtsestraat naar Caspar Philips (1768).

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1955 | | pagina 22