Deze beide factoren leiden tot verval van een
buurt. De veroudering van de huizen leidt
verder tot stijgende kosten van onderhoud,
zodat de exploitatie op den duur niet meer
lonend wcrdt en de depreciatie van een buurt
versneld voortgang vindt. Ook een nog goed
huis in deze omgeving ondervindt er de schade
van. Als een huis wordt gesloopt, is het her
bouwen geen lonende investering, of zelfs
practisch niet meer mogelijk. De factoren, die
hier de oorzaak van zijn, zijn o.a., dat:
4. het terrein te klein is om een huis te stichten,
dat voldoet aan de moderne gebruikseisen of
aan de voorschriften van de Bouwverordening;
de straten te nauw zijn of te moeilijk toe
gankelijk voor het verkeer;
de toestand van de omgeving slecht is (ver
ouderde en bouwvallige huizen, verwaarloosde
terreinen, hinderlijke bedrijven, het ontbre
ken van de accommodaties, die een mo
derne woonwijk biedt);
het verrichten van graaf-, hei- en verdere
bouwwerkzaamheden op een terrein, gren
zende aan oude, wankele gebouwen, dikwijls
niet zonder risico is.
Op de open terreinen ontstaan dan veelal op
slagplaatsen of onogelijke bouwsels, welke het
aanzien van de buurt afbreuk doen.
5. Zodra de woningnood voorbij zal zijn, zal
de ongewildheid van de vervallen buurten
leiden tot een verlaten ervan door de bewoners
en daarmee tot een nog sneller verval.
6. Leiding van de overheid door middel van
rehabilitatie, vernieuwings- en conserverings
plannen is onontbeerlijk. De door Uw College
4. De geringe breedte en de moeilijke toegankelijkheid
voor het verkeer is niet steeds een bezwaar: de moderne
wijken kennenin tegenstelling tot de 19de-eeuwse
het voor rijverkeer verboden woonpad.
Belangrijke accomodaties die moderne wijken bieden
zijn: groenvoorziening rondom de bebouwing, en rui
me publieke speelgelegenheid voor kinderen. Deze
accomodaties zijn mede noodzakelijk door de grote
massa's der woonblokken. Een nadeel is het ontbreken
van beslotenheid en intimiteit.
De oude stad biedt als voordeel: de karakteristieke
schoonheid van plattegrond en bebouwing, de be
koring der grachten, de individualiteit der afzonder
lijke huizen. Het tekort aan groenvoorziening, in de
laatste eeuw ontstaan, kan ten dele worden opgeheven
door het weer „ontpitten" van bouwblokkenen het
bestemmen van daartoe geschikte binnenterreinen tot
openbaar groen met speelgelegenheid. Recente voor
beelden o.a. in Kopenhagen hebben dit aangetoond.
vastgestelde wederopbouwplannen zijn zulke
plannen. Zij vormen een begin van een recon-
structiepolitiek voor onze binnenstad, die in
andere wijken, waaronder de Jordaan, voort
gezet dient te worden.
b. De schoonheid en het karakter.
7. Het waken voor de schoonheid van de
stad behoort tot de moeilijkste taken, omdat
het zoveel ruimte laat voor subjectieve op
vattingen. De zorg voor de schoonheid be
hoeft niet in te houden, dat alle fraaie bestaan
de gebouwen in elk geval behouden moeten
blijven, maar het houdt wel in, dat, indien een
gebouw wordt vervangen, het nieuwe gebouw
een gelijkwaardige bijdrage moet leveren
tot een schoon of karakteristiek stadsbeeld.
8. Nog steeds zijn tal van oude huizen aan
trekkelijk als woning. Of dit zo zal blijven,
hetgeen op zichzelf zeer wenselijk is,, zal vooral
afhangen van het gerief, dat in zulke huizen
kan worden aangebracht, en van de welstand
en de rust, die de omgeving biedt. Hierbij is
van betekenis in welke mate aan een niet
passend gebruik van de huizen in de omgeving
kan worden ontkomen.
9. Het vorenstaande is van primair belang bij
het geven van een antwoord op de vraag, in
hoeverre en waar het mogelijk zal zijn, de vele
minder belangrijke oude huizen, die te zamen
tot het karakteristieke stadsbeeld van Amster
dam bijdragen, op grote schaal te behouden.
10. In de Amsterdamse binnenstad zijn vooral
de stadsbeelden als zodanig schoon en boeiend.
5. Of de vervallen buurten na de woningnood verder
ontvolkt zullen worden hangt af van de vraag of Am
sterdam in de komende jaren zul kunnen komen tot een
groots-opgezet reconstructiebeleid in de binnenstad,
dat het verzuim van de laatste anderhalve eeuw zo
goed mogelijk herstelt. Merkwaardig is trouwens, dat
in deze paragraaf over veroudering en vernieuwing
het Gemeentelijk Monumentenbureau, met geen woord
vermeld wordt, terwijl toch dit bureau de enige in-
instantie is die een alleszins bevredigend antwoord
geeft op de vraag naar vernieuwing van verouderde
en vervallen gebouwen.
6. De noodzaak van leiding der overheid door rehabilita
tieplannen onderschrijven wij ten volle. De bestaande
wederopbouwplannen zijn moeilijk als zodanig te be
schouwen hetgeen wij bij paragraaf 2, alinea 5,
nader zullen toelichten. Ten aanzien van de woon-
accomodatie moge opgemerkt worden dat de verhou
dingsgewijs schaarse woongelegenheid waarin deze
64