11' El B «0» jL/3ËV /*V-; BI III ff USU 1 BfgilBW^ a DE BINNENSTAD VAN AMSTERDAM Op 1 Maart 1955 verscheen van Burgemeester en Wethouders van Amsterdam een Nota, gericht tot de Gemeenteraad, met de bedoeling de visie van het College betreffende het gemeentelijke beleid ten aanzien van de binnenstad kenbaar te maken. Gezien de vérstrekkende betekenis, welke de uitspraak van de Gemeenteraad kan hebben op de ontwikkeling van de hoofdstad, gezien ook de consequenties, welke deze uitspraak zou kunnen hebben als voorbeeld voor andere gemeenten in Nederland, hebben de besturen van onderstaande verenigingen gemeend, de Nota in haar geheel te moeten weer geven, en daarop te doen aansluiten haar commentaar op deze Nota. ZÜ vertrouwen, dat dit commentaar gezien zal worden als een uiting van de belangstellende burgerij, waardoor een vruchtbare gedachtenwisseling bevorderd wordt tot heil van de onvolprezen schoonheid van Amsterdam. Het Koninklijk Oudheidkundig Genootschap, Jhr. Ir. G. C. Six van Wimmenum Voorzitter Marjorie H. Bottenheim Secretaresse Het Genootschap Amstelodamum, Prof. Mr. H. de la Fontaine Verwey Voorzitter Mr. Dr. J. H. A. Ringeling Secretaris De Bond Heemschut, De Vereniging „Hendrick de Keyser" Mr. S. P. Baron Bentinck J. M. Haga Voorzitter Voorzitter Ton Koot Mr. H. Millaard Secretaris Secretaris INLEIDING Kenmerkend voor de machtige koopstad Amsterdam, om sloten door de Buitensingel en het IJ, was in de eerste plaats haar plattegrond. In de middeleeuwse kern was men uitgegaan van een natuurlijke gegeven situatie - de waterloop van de Amstel, de Boerenwetering (N-Z- Voorburgwalen het- Spui - doch deze werd ontwikkeld tot een gaaf, organisch en overzichtelijk stadsplan van even wijdige burgwallen en smalle, verbindende stegen. De grote stadsuitleg van 1610 betekende een stap die men nergens op zo grote schaal en in deze perfectie heeft durven nemen. Het middeleeuwse motief werd uitgewerkt en her schapen tot één groot stedebouwkundig kunstwerk van concentrische grachten en smalle radiaalstraten, vol ver rassende contrastwerking en vergezichten, met rijk ver sierde torens op welberekende punten. De vier practische behoeften waarin de moderne stedebouwkunde voorziet: wonen, werken, verkeer en recreatie, waren hiermee niet op het tweede plan gekomen. Duidelijk komt dan tot uiting dat Amsterdam, in tegen stelling tot andere systematisch aangelegde plaatsen Karls- ruhe, Versailles) geen stad was waar alles zich concentreert op het hof en zijn behoeften, maar een burgerstad zonder 57 P H Q] Ti De Herengracht bij de Vijzelstraat in 17G8 (naar Caspar Philips)

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1955 | | pagina 13