wanneer men nadert uit zee. Venetië, een oud,
kostbaar museum. Venetië, een stad die geen ex
pansie kent en geen vernieuwing toelaat en die
daarom alleen nog maar kan vervallen", zo haalt
oud,-minister In 't Veld de N.R.C. van 6 December
1952 aan.
Dit „alleen nog maar kunnen vervallen", geldt
niet alleen voor Venetië, dit geldt evengoed voor
Dordrecht en Leiden, voor Amsterdam en'Haar-
lem' voor Nijmegen en Maastricht, kortom, dit
geldt voor elke oude stad.
Met dit verval van stadskernen of gedeelten daar
van gaat ook de mogelijkheid om de waardevolle
stedebouwkundige- en architectonische elementen
in waarde te houden verloren. Wanneer men in de
oude stadskernen, hetzij door een onvoldoend
vooruitziend en te zuinig beleid van de Overheid,
hetzij door een te krampachtig willen behouden
van al het oude, niet tijdig de nodige, soms ingrij
pende stedebouwkundige maatregelen treft om de
oude stadskernen aan te passen aan wat het mo
derne leven verlangt, dan raken deze stadsgedeel
ten onherroepelijk in verval. Want niet alleen blij
ven de noodzakelijke openbare voorzieningen dan
achterwege, ook de particuliere panden, architec
tonisch waardevol of niet, raken in verval. De
huiseigenaren durven voor onderhoud en ver
nieuwing van hun panden in de op retour zijnde
buurt niet meer voldoende investeren en verwaar
lozing is er het gevolg van, een verwaarlozing tot
het onherstelbare toe.
Stedebouwkundige vernieuwing van de bebouwde
kernen en daarmede gepaard gaande vernieuwing
van de bebouwing is een. levensnoodzakelijkheid!
Behalve de hierboven genoemde economische nood
zakelijkheid is er ook nog de maatschappelijke,
die hier kort wordt aangeduid.
Het opruimen van de rug aan rug woninkjes en
van de eenkamerwoningen met bedsteden en ge
meenschappelijk w.c. aan het smalle doodlopende
slop of achter de aan de straat staande panden op
een onogelijk binnenterreintje heeft nauwelijks
stedebouwkundige consequenties en kan o.i. slechts
toegejuicht worden omdat daardoor weer meer
licht en lucht kan toetreden tot de aan de straat
gelegen panden.
Ingrijpender wordt de krotopruiming aan te smalle
straten en stegen voor het stedebouwkundige as
pect, want herbouw in de oude rooilijn is dan niet
gerechtvaardigd. Vaak zal men dan het best de
gehele steeg kunnen liquideren inplaats van deze
„op te rekken" tot een straat van de minimum-
afmeting, in de gemeentelijke bouwverordening
voorgeschreven. Zulks zal echter geval voor geval
moeten worden opgelost en.bekeken.
Het is een gelukkige omstandigheid dat de Rege
ring, zij het nog wat aarzelend, de aandacht gaat
vragen voor krotopruiming en dat daarbij in één
adem voorts de vernieuwing van bebouwde kernen
wordt genoemd, want met krotopruiming, inder
daad kwantitatief veel voorkomend in de bebouw
de kommen, en vervanging der gesloopte krotten
door nieuwe woningen is men er nog niet. Niet
alleen de krotten zijn onbewoonbaar, maar de
compact op elkaar aan te nauwe straten en op
binnenterreinen gebouwde panden vormen een
buurt of stadsgedeelte dat onbe
woonbaar is en dat in zijn geheel
en in verband met de gehele stad
moet worden bezien en vernieuwd.
Maar al te veel is er in het verleden
volstaan met het vervangen der krot
ten door betere woningen, zonder dat
men aandacht schonk aan de daarbij
benodigde ruimte.
Wij verklaarden ons hierboven voor
standers van vernieuwing der be
bouwde kernen omdat het „bevrie
zen" van de bestaande toestand in
zekere zin als het uitbannen van het
voortgaande leven is te beschouwen.
Wij wezen er daarbij op dat deze
vernieuwing ook noodzakelijk is om
de mogelijkheid te behouden de
architectonisch- en stedebouwkundig
32
Venlo, voorbeeld van slechte vernieuwing
Poto V.V.V. Venlo