Nu kan een samenhangend complex van winkels
ontstaan, iets als een grote markt, een Oosterse
bazaar; vol leven vooral doordat het winkelen nu
ongehinderd van uitstalling tot uitstalling, van
deur tot deur kan geschieden; dat het verkeer in de
straten niet meer levensgevaarlijk is, maar een
interessant, levendig gebeuren.
Men mag aannemen, dat de van rijverkeer be
vrijde straten een veelvoud aan voetgangers kun
nen opnemen wij behoeven maar te denken
aan de gelegenheden, waarbij de voetgangersstad
(tijdelijk) al tot werkelijkheid werd. Dan zou ook
bewezen zijn, dat de kostbare en problematische,
bovendien nog verwoestende straatverbredingen
volkomen overbodig zijn. Het voordeel, dat men
van zo'n voetgangersstad kan trékken zal eerst
volledig zijn, indien de trottoirbanden verdwijnen,
en de bestrating weer als vanouds één vlak vormt.
Dan zal het voortdurend oversteken van de ene
naar de andere étalage zich pas in volle vrijheid
kunnen ontwikkelen.
De twijfelaars mogen bedenken, dat men dit nieu
we systeem kan beproeven, straat voor straat, voor
kortere en langere tijd, in het drukke seizoen, in de
Kersttijd; fouten, te grote haast, inconsequenties
zijn gemakkelijk te herstellen: er behoeven slechts
een paar bordjes veranderd te worden. Bij de oude
methode van verbreden en doorbreken blijkt pas
dat men een fout heeft begaan, als het dure onge
luk al geschied is. Men behoeft dus niet eens bij
zonder dapper te zijn, om de nieuwe methode te
volgen. Integendeel: men kan bij de zakenlieden
informeren, men kan verkeersbeperkingen bij bij
zondere gelegenheden invoeren, men kan op
voorstellen van het publiek ingaan; het is, zoals de
Berlijner zegt: „alles nicht halb so schlimm".
Alleen dit: men moet er wel tijdig mee beginnen,
vóór men in begrijpelijke verkeersangst naar moei
lijke verbredingen, het invoeren van twee niveaux
of zelfs de beruchte klaverbladen grijpt. Wanneer
de voetgangersstad niet voldoet, kan men nog
altijd beginnen met het toestaan van de millioenen-
kredieten voor tunnels, afbraak en nieuwe straten.
Het is duidelijk, dat de toepassing van dit schema
in iedere stad anders zal zijn. In het algemeen
kan men wel zeggen, dat onze Zwitserse steden
zich er toe lenen: iedere kern bestaat haast uit
een kleine, bijzonder kostbare oude stad, die de
bewoner graag zorgvuldig behandeld ziet. Zulke
stadskernen mogen niet afzakken tot doorgang
voor het verkeer tussen de buitenwijken. Dat wil
niet zeggen, dat de kern een museum moet wor
den; als stad van de zaken en de feesten kan hij
een bijzondere rol van grote betekenis ontvangen.
Ir. R. M ei s c hk e
IS STADS-RESTAURATIE ECONOMISCH VERANTWOORD?
Nu men in verschillende steden er toe overgaat,
om niet alleen de grotere gebouwen, doch ook de
eenvoudige huizen op ruime schaal te herstellen,
blijkt dat hiermee talrijke economische problemen
samenhangen. Want hoewel ook kerken, stad
huizen en kastelen een economische waarde ver
tegenwoordigen, liggen de verhoudingen voor de
kleinere objecten als huizen e.d. anders daar deze
grotendeels dienen voor beleggingen.
Meer dan andere monumenten gaan de gewone
stadshuizen in andere handen over. De prijzen die
er voor betaald worden hangen samen met de toe
stand waarin het huis zich bevindt en zo zal elke
restauratie van invloed zijn op de waarde van
een huis.
Om enigszins een inzicht te krijgen in dit econo
misch aspect van de herstelwerkzaamheden is het
noodzakelijk, de vervalverschijnselen nader te be
schouwen. Het verval van de bestaande bebou
wing is een proces, dat zich overal en op elk mo
ment voordoet; het treedt op zowel in de oudste
als in de nieuwste wijken van de stad. Er zijn ver
valverschijnselen van sociale en van bouwkundige
aard. Tot de eerste groep behoort de verandering
van de mode, die op een gegeven ogenblik de
voortbrengselen van de voorafgaande periode
minder hoog aanslaat. Ook treedt er door de ver
andering van woonzeden een reële of fictieve
daling in bruikbaarheid op. Dit is vaak de inleiding
tot een verandering in de bestemming.
Wanneer het verval zich niet alleen tot een enkel
pand beperkt, maar zich gaat uitstrekken over
gehele delen van de stad, kan men van een stede
bouwkundig vervalproces spreken; dit heeft de
neiging zich steeds verder uit te breiden. Wanneer
een pand een nieuwe bestemming krijgt is deze
vrijwel steeds slechter dan de voorgaande en aan
herstel wordt geen aandacht meer besteed.
23