dadiger noemen maar wij constateren
toch dat alleen in Amsterdam jaarlijks
meer dan 70 burgers er aan ten offer
vallen en duizenden anderen er door
gekwetst en verminkt worden. Men mag
dit dan een andere naam geven, maar
om radikale maatregelen vraagt dit toch
wel! En verbreding van wegen brengt
hierin géén oplossing. Integendeel!
Wij vertrouwen daarom oprecht, dat
deze zo welwillend gestelde Nota aam
leiding zal geven tot ernstig beraad en
leiden mag tot krachtiger en doelbewus
ter beleid. Dat moet dan doen komen tot
de oplossing van het zierteryvraagstuk.
In dat géval zal er geen binnenstads-
vraagstuk van betekenis meer zijn.
25ste Monumentendag
De 25ste Monumentendag, ditmaal in
Utrecht gehouden, had als onderwerp:
„Onze oude stadskernen en het verkeer'
Er waren drie inleiders, respectievelijk
de heer A. G. M. Boost, directeur van
de A.N.W.B. over „Onze stadskernen
in de verkeersbranding", de heer Geurt
Brinkgreve, publicist, hield een „Oratio
pro domo" en ten slotte sprak de oud-
Minister van Wederopbouw en Volks
huisvesting Mr. J. in'tVeld over „Stads
vernieuwing als stedebouwkundig vraagstuk."
Er was grote en van ons standpunt gezien ver
blijdende eenstemmigheid bij de inleiders. De
officiële tekst staat mij nog niet ter beschikking,
maar ik citeer uit mijn notities, dat de heer Boost
uitriep: Hands off van de culturele monumenten.
Hij zou bereid zijn aan het verkeer véél verant
woorde beperkingen op te leggen. De heer Brink
greve, die het f elst van toon was, hield een bijzonder
scherp betoog voor respectering van de historisch
gegroeide stadskernen en beteugeling van het ver
keer. Hij laakte de tekortkomingen van de over
heidsdiensten en stelde de techniek tegenover de
menselijke waardigheid.
Oud-Minister In 't Veld meende, dat incidentele
oplossingen geen soelaas bieden. Hij vroeg drin
gend de aandacht van sociologen en economische
geografen voor het stedebouwkundig vraagstuk.
Hij meende dat
1. de city winkel- en cultureel centrum moest
blijven;
2. het stadhuis en de bureaux, die het niet-auto
rijdende publiek aantrekken in de binnenstad een
plaats moesten houden;
3. de binnenstad bewoonbaar moest blijven;
4. de bebouwingsdichtheid verminderd moest
worden, meer ruimte moest gemaakt voor speel
plaatsen en in 't algemeen recreatie. Hij vroeg om
eilanden van rust;
5. Ruimte voor het nodige verkeer moest blijven;
6. de verkeerschaos ontward diende te worden,
daarbij aandringend op meer rust voor de voet
gangers.
Primair noemde hij het, dat het historische schoon
zo weinig mogelijk zou worden aangetast en voor
zover mogelijk in volle luister zou worden her
steld. Bedrijven, welke niet door hun aard op de
binnenstad zijn aangewezen, dienden gelegenheid
te krijgen om zich te verplaatsen. Hij drong aan
op speciale industriewijken en verwees de verkeers-
aantrekkende instellingen naar een brede gordel om
de oude binnenstad met ruime parkeerplaatsen.
19
De Bloemendalstraat te Zwolle met het huis dat
gesloopt wordt Tekening Johan Prins