verdere cityvorming behoort, ooit geschikt kan
worden gemaakt.
Wei staat het vast, dat het maken van doorbraken
en het dempen van grachten geenszins het ver
keersprobleem oplost terwijl dit bovendien on
herstelbare schade zal toebrengen aan het stads-
schoon. Dit laatste ontleent zijn betekenis voor
namelijk aan het feit, dat grote fraaie gesloten
complexen bebouwing nog aanwezig zijn, en daar
mede de totale indruk van het stadsbeeld bepalen.
Door genoemde maatregelen wordt deze eenheid
verbroken, en het oude schoon verbrokkeld, waar
mede de voornaamste charme van de binnenstad
zal worden aangetast.
Het opofferen van de binnenstad aan typische
city-bestemmingen zal mede tot gevolg hebben,
dat het wonen in de oude stad op den duur steeds
onaantrekkelijker, zo niet geheel onmogelijk zal
worden gemaakt. Daar afdoende gebleken is, dat
oude woonhuizen in de regel het beste in stand
blijven, indien zij als woning worden gebezigd, en
het gebruik voor bedrijven of industrieën meestal
de vervroegde ondergang van oude gebouwen be
tekent, is het mede met het oog op de rentabiliteit
van, ten behoeve van restauratics verstrekte,
subsidies van het grootste belang, indien wordt uit
gemaakt of deze opoffering inderdaad nodig is, en
als de enige uitweg uit de huidige moeilijkheden
moet worden beschouwd.
De in genoemde wcderopbouwplannen uitge
stippelde politiek gaat uit van een voortzetting van
de cityvorming, met stichting van bedrijfsgebouwen
en straatverbredingen van ingrijpende omvang.
Het koppelen van deze plannen aan het stadhuis
project zou echter een vooruitlopen betekenen op
de beslissing omtrent de hierboven geschetste
problemen.
Het bestuur betwijfelt, of het stadhuis zoveel ver
keer zal aantrekken, dat zulke verstrekkende en in
grijpende veranderingen nodig zijn. Het neemt
daarom de vrijheid Uw College te verzoeken, bij
een besluit tot het bestemmen van het voormalige
eiland Zwanenburg tot terrein voor het stadhuis,
dit besluit met nadruk los te maken van de reeds
vastgestelde wederopbouwplannen, en te willen
bevorderen dat een onderzoek als hierboven aan
geduid wordt verricht, alvorens definitieve be
slissingen ten aanzien van de structuur van de oude
stad worden genomen.
Het Bestuur van de Bond Heemschut,
Voor het Dagelijkse Bestuur,
Dr. J. A. Bierens de Haan, voorzitter
Ton Koot, secretaris.
ADRES AAN HET COLLEGE VAN
BURGEMEESTER EN WETHOUDERS
VAN AMSTERDAM
De voorstellen welke blijkens persberichten dezer
dagen aan Uw College zijn gedaan betreffende het
verkeer in Amsterdam zijn in hun complete vorm
niet bekend bij het bestuur van de Bond Heem
schut. De berichten hierover in de dagbladpers zijn
evenwel zó verontrustend, dat ons bestuur niet kan
nalaten zich naar aanleiding daarvan in meer alge
mene zin tot Uw College te wenden.
Het aantal verkeersongevallen dat de 1000 per
maand reeds lang heeft overschreden en het getal
der dodelijke ongevallen dat alleen reeds tussen
1 Januari -15 October 1954 niet minder dan 64-
bedroeg in Amsterdam zijn duidelijke bewijzen,
dat op krachtige wijze dient te worden ingegrepen
om aan deze noodlottige reeks een halt toe te
roepen.
De methode om door middel van dempingen of
doorbraken dit doel te bereiken lijkt ons ten ene-
male verkeerd. Het is verkeerd niet alleen omdat
deze werkwijze volkomen eenzijdig is en geen reke
ning houdt met aanleg, karakter en schoonheid van
de stadskern, maar ook omdat het verkeersvraag-
stuk naar onze mening op deze wijze niet wordt
opgelost, ja zelfs dreigt vergroot te worden. Ver
breding van wegen in de kern van de stad, hetzij
door slopingen, hetzij door dempingen, die onher
stelbare schade zullen doen aan het patroon, de
schaal en de harmonie van het stadsbeeld, kunnen
bij de voortdurende toeneming van het verkeer
slechts gedeeltelijk leniging bieden. Deze leniging
zal uitsluitend en voorshands het asverkeer be
treffen en dan nog maar tijdelijk, gezien de on
verzadigbaarheid van dit verkeer en niet een
deel van het verkeer dat de oudste rechten heeft en
de grootste omvang, namelijk dat der voetgangers.
Hetzelfde geldt voor de uitbreiding der parkeer
ruimten in de binnenstad, die bij een vrije ont
wikkeling van het verkeer bij voorbaat gedoemd is
altijd ontoereikend te blijven.
Zowel de verbreding der straten in de binnenstad
door middel van sloping als die door demping der
grachten zullen een dusdanige aantasting ten ge
volge hebben, dat het karakter der binnenstad -
een der indrukwekkendste ter wereld er nood
lottig door geschonden zal worden. Bovendien
biedt dit geen enkele waarborg, dat het probleem
van het groeiende verkeer hiermee opgelost is.
Het komt ons voor, dat de oplossing van het vraag
stuk op geheel andere wijze gevonden moet worden,
respectievelijk
I door het verkeer beter te leiden
107