zorgeloze volwassenen met de broze schoonheid van onze stad spelen. Daarom grenst hun zorge loosheid aan misdadigheid." „Zij kunnen hun gang gaan, mits Mits de burgerij van Amsterdam te kennen geeft, dat de binnenstad haar koud laat. Dan gaat elke aestheti- sche en culturele overweging aan de kant, dan krijgt het materiele nut de alleenheerschappij. Dan wordt een gracht niet meer op haar tinteling, maar op haar vierkante meters oppervlakte be oordeeld. Dan wordt een huis niet meer op het lijnenspel van zijn gevel, maar op zijn kubieke meters fabriekshal gewaardeerd. Die kant moet het uit, zeggen sommigen, wij moe ten vooruitstrevend zijn, aan de techniek is de toe komst, haar zegetocht is niet meer te stuiten, laten wij meelopen in de optocht en liever aan de kop dan aan de staart van de stoet. Die taal is meer gehoord. In de negentiende eeuw. De machine deed haar intrede in de samenleving. Voor de arbeiders werden nieuwe wijken gebouwd. Zij kwamen er. Zij waren niet meer als vroeger op schoonheid, maar op nut gefundeerd. Het resultaat was het Staatsliedenkwartier, de Oost-Indische Buurt, de Pijp. De eerste helft van de twintigste eeuw bracht een reactie. Het bouwen in Amsterdam werd weer op de leest der schoonheid geschoeid. Wij bezitten thans een (in hoofdzaak) mooie binnenstad, een afzichtelijke 19de-eeuwse gordel en uitstekende 20ste eeuwse wijken daarbuiten. Als er ruimte in Amsterdam moet komen, moeten wij dan de mooie binnenstad of de lelijke Pijp-buurten liqui deren?" „Naar een gelukkige toekomst van Amsterdam leidt slechts één weg. Die weg is niet de louter nut tige, de zuiver technische, de puur materiele. „Naar het nuttigheidsbeginsel, dat velen huldigen, moest de korenbloem voor het gerecht worden ge bracht, omdat zij de aren besteelt", schreef Heb bel in zijn dagboeken. Die ene weg is de weg van schoonheid, van cultuur. P.W. belooft het blauw van de hemel, maar brengt de dood in de pot. Zijn voormannen denken in asfalt en beton, in benzine en paardekrachten. Bij dat onverteerbare brood alleen kan Amsterdam niet leven. Bergen wij drilboor en puinschuit op. Bezinnen wij ons op het algemene beeld van het Amsterdam, dat wij onze kinderen en kleinkinderen toewensen. In onze dagen valt de beslissing. Er op of er onder wat kiezen wij Trouw spreekt van een aanslag op de binnenstad; „Amsterdam zal zichzelf diep in het vlees snijden, wanneer het een deel van zijn grachten dempt om - en dan nog maar ten dele - het verkeers- vraagstuk tot een oplossing te brengen." „Als men het water uit wereldberoemde delen van Amsterdam wil verjagen, schendt men het karak ter, de schoonheid en de historie van de stad. Men treft haar dan ook in haar economie. Dan wordt de erenaam „stad te watereen aan fluiting. Welk lot wacht de binnenstad van Amsterdam? Ook wij horen tot de velen, die het dempen van voorname cn karakteristieke grachten van de hand wijzen, die zeer beslist vooraan willen staan in de rijen van hen, die om het behoud van de binnen stad strijden. Daarnaast willen wij voldoende open oog houden voor de werkelijkheid. Er zullen forse maatregelen nodig zijn om de druk op het oudste stadsdeel enigermate te verlichten. Er zijn tal van mogelijk heden. We denken aan parkeercentra aan de rand van de binnenstad. Ook dat zal offers kosten. We denken voorts aan beperking van het autoverkeer in de city." 95 Op het Bickerseiland, dat grotendeels zal worden leeggesloopt.

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1954 | | pagina 15