mer, haar de schoonste ter wereld noem en bijge
volg de grootst mogelijke aandacht voor het be
houd van haar karakter vraag.
Ik breng u in herinnering,hoe de Bond Heem
schut jarenlang bij herhaling heeft gewezen op de
noodzaak van een verantwoorde monumenten
zorg ter plaatse, geleid door een bekwaam functi-
onnaris, die, als stadsconservator, met ruime be
voegdheden bekleed, de aesthetische verzorging
van de binnenstad onder zijn supervisie krijgt. Dit
doel is vooralsnog niet bereikt. Wel is in 1953 een
kleine, maar beter dan voorheen voor zijn taak
berekende, dienst voor de stedelijke monumenten
zorg in het leven geroepen. Hoe nuttig dit reeds is
blijkt uit de domme cijfers, die leren, dat in de
jaren 1951 en 1952 resp. 5 en 6 percelen met Rijks-
steun werden gerestaureerd, maar in 1953, toen de
dienst dus pas in werking trad, reeds 8 percelen
gerestaureerd werden en in 1954: 19 percelen ge
restaureerd werden, 18 in restauratie waren en
60 in voorbereiding, totaal 97 percelen.
Nuchter bij de cijfers blijvend kan dit al een écla
tant succes worden genoemd. Maar wij zijn geen
cijferaars en lopen liever door de stad zelf, waarin
wij leven, wonen, werken en ontspanning zoeken.
Dan leren wij en dit geldt niet alleen voor Am
sterdamdat wij er met de bekwaamheid en ijver
van een kleine dienst, die de panden doet restaure
ren welke op de voorlopige monumentenlijst staan,
nog niet zijn! In onze onwaardeerlijk schone ker
nen gaat het niet om het behoud van een enkel
pand, hoe interessant ook, het gaat om de schoon
heid van die kern als geheel, om het behoud van
een cultuurverschijnsel, dat zich manifesteert in
plattegrond, vormgeving, schaal, verhouding, ma
teriaal, kleur, silhouet.
Men miskent de betekenis en waarde van onze
stadskernen, als men de monumentenzorg beperkt
tot het nalopen van die bouwwerken, die op een
voorlopige lijst voorkomen, als men daarbij zonder
meer de overige panden in de gracht-, straat- of
pleinwand vogelvrij verklaart. Vele (gelukkig niet
alle) moderne warenhuizen, kantoorpanden, scho
len, bioscopen, fabrieken, enz, die in de stadsker
nen zijn verrezen, laten zien hoe bedroevend wei
nig men zich gelegen heeft laten liggen aan de
aesthetische verzorging van de kern als geheel en
hoe baatzuchtig men er naar gestreefd heeft en
hoe vaak men er in geslaagd is om zo'n pand als'
een rauwe kreet in een harmonieus klinkend koor
te laten uitkrijten.
Daarom een stap verder en een stadsconservator,
geschoold en met liefde voorbereid op zijn verant
woordelijke en haast onvergelijkelijke taak, want
het gaat om de schoonheid van de omgeving waar
in wij leven en wonen en dus mede om het geluk
van ons en onze kinderen.
Onze tegenstanders staan onmiddellijk klaar met
een verwijt meer demagogisch dan steekhou
dend dat wij van de steden musea willen maken. Hoe
wel vele hedendaagse musea thans bronnen zijn
om nieuwe levensmoed en -vreugde uit te putten,
neem ik maar aan, dat hier het begrip museum in
zijn meest onsympathieke en statische betekenis
gehanteerd wordt. Van steden zulke musea te
willen maken zou blijk geven van een zó steriele
geestesgesteldheid, dat wij reden zouden hebben
onszelf in dit dynamische leven niet langer serieus
te nemen.
Daarom nogmaals: nooit verzet de Bond Heem
schut zich tegen sloping of neemt hij stelling tegen
nieuwe bouw óm het slopen of óm het nieuwe bou-'
wen. Hij verzet zich pas, wanneer gemeend wordt,
dat de schoonheid in gedrang komt en zinloos
oude schoonheid wordt opgeofferd, zonder vol
doende waarborgen dat passende nieuwe schoon
heid geschapen wordt.
Het probleem van de stadskernen is met deze op
merkingen noch opgelost, noch uitgeput. De op
merkingen waren echter van algemene aard en be
troffen daarom niet alléén de binnenstad van Am
sterdam. Mogen zij echter bijdragen tot een vrucht
bare gedachtenwisseling, als tegenhanger tot de
neiging bij zekere plaatselijke overheden om hun
plannen achter gesloten deuren voor te bereiden
en later de burgerij te verwijten, dat zij onvoldoen
de meeleeft met de problemen van een gemeente
bestuur.
Leden
De gestage groei van ons ledental is een der ver
heugende mededelingen aan uw vergadering. Wij
zijn een bond van verenigingen, u weet het, deze
zijn als gewoon lid of donateur bij ons aangesloten.
Haar aantal groeide respectievelijk van 158 tot 171
en van 89 tot 93. Maar het meest verrassend is de
groei der buitengewone of individuele leden. Kon
den wij in het vorige jaarverslag 960 individuele
leden noemen, reeds in October 1953 waren dit er
1000, vier maanden later werd het 1100ste eri nog
eens vier maanden later het 1200ste buitengewone
lid geboekt, thans staan wij op 1221 buitengewone
leden. Dit betekent een stijging van 27 en de
grootste absolute vermeerdering, die wij ooit ge
kend hebben. Sinds de reconstructie van onze Bond
in 1947 betekent dit een verdubbeling in al zijn
geledingen.
Bestuur
De heer Ir. L. T. van der Wal legde het voorzitter-
79