schoonheid gaan verliezen. Dit middel is daarom zo
ondeugdelijk omdat een verbrede straat nieuw
verkeer aantrekt en zo in enkele jaren weer nieuwe
verkeerscongesties veroorzaakt worden. En als men
hierbij nog bedenkt, dat volgens deskundige schat
ting het autoverkeer in ons land over enkele de
cenniën een twee en'een half maal zo groot zal zijn
als thans, dan begrijpt men dat principieel andere
middelen dan het maken van doorbraken voor de
oplossing van het verkeersprobleem nodig zijn.
Het is niet mijn taak op die andere middelen te
wijzen; andere instanties zijn hiervoor beter ge
outilleerd dan wij. Trouwens, er gaan al hoe lan
ger hoe meer stemmen op, die op zulke andere
middelen wijzen, als: parkeerverbod in de binnen
stad, sluiting van gehele stadswijken voor verkeer
van vrachtauto's, het inrichten van parkeerter
reinen en paikeergebouwen aan de randen der
stad, decentralisatie over de buitenwijken van ge
bouwen die een druk bezoek trekken, waardoor de
binnenstad ontlast wordt en de zo ongelukkige
tegenstelling tussen city en woonwijk verminderd
wordt, enz. In Amerika zijn dergelijke maatrege
len al in verschillende steden toegepast. Waar het
hier voor ons om gaat is echter niet het oplossen
van het verkeersprobleem, nog minder het het
verkeer lastig te maken, maar slechts er voor te
waken dat niet onder het motto van sanering aan
het verkeer opgeofferd wordt wat ons dierbaar is,
dat wat nog overgebleven is van de vroegere
schoonheid onzer steden. Gelukkig nemen de stem
men toe die zich hierbij aan onze zijde scharen; ik
wil hier vooral een woord van lof uitspreken voor
de uitstekende artikelenreeks, die de heer Brink-
greve deze zomer in het Weekblad Elsevier hier
over heeft doen verschijnen. Mogen de sanerings
commissies, die men in enkele gemeenten van ons
land opgericht heeft of van plan is op te richten, in
dezen de ogen open houden, en bij hun plannen
de aesthctischc factor van het probleem niet ver
waarlozen!
Ons Heemschutwerk zou niet kunnen slagen, als
wij ons niet gerugsteund voelden door de hoge
regering, in feite het Ministerie van Onderwijs,
Kunsten en Wetenschappen. Het is mij daarom
een genoegen hier de heer Mr. Rohling welkom te
kunnen heten, die als vertegenwoordiger van de
Minister deze vergadering bijwoont. Maar onze
wandeling van deze middag zou niet kunnen sla
gen, als zich niet kenners van deze stad beschikbaar
gesteld hadden om ons hier rond te leiden. Ik wil
daarom bij voorbaat de heren Sillcvis, Beitjes en
De Jong dank zeggen dat zij die vriendendienst
vrijwillig op zich genomen hebben, en ook de heer
Baarda, organist van de Sint Barbarakerk dank
zeggen, die ons bezoek aan die kerk met orgelspel
zal opluisteren.
In de hoop dat onze Heemschutdag hiermee een
succesvol verloop zal hebben, open ik deze 43e
Algemene Vergadering van onze Bond.
43ste JAARVERSLAG VAN DE BOND HEEMSCHUT
1953 September 1954
Nu in steeds breder kring van het grote publiek
doordringt, dat met de afbraak van monumenten
waarden van grote betekenis en van diepe zin voor
onze nationale beschaving aangetast worden; nu
beseft gaat worden, dat ingrijpende maatregelen
dienen te worden getroffen om hieraan een halt
toe te roepen, nu menen zij, die zich zo graag ver
stouten zich te scharen onder de vlag der vooruit
strevendheid, de Bond Heemschut in de hoek der
versufte oude mannetjes met verroeste denkbeel
den te moeten plaatsen om aldus het werk van de
Bond te kunnen kleineren. Zo zou de Bond een
lastige en ongewenste rem opj de vooruitgang zijn.
Onder de leuze: ziet vooruit, weg met de oude rom
mel, breekt door de verkommerende binnensteden
die uit de tijd zijn, legt haar open, dempt de nutte
loos geworden grachten, ruim baan voor het ver
keer, denkt men stormenderhand de publieke
opinie onder zijn vlag te krijgen, een vlag, die de
bedenkelijke emblemen van moker en houweel
voert. Men zij op zijn hoede. Het zijn de traditie- en
cultuurlozen, die zo het hoge woord voeren, het
zijn zij, die geen wezenlijke verantwoordelijkheid
dragen, noch het besef hebben voor de achtergrond
van de veste, welke zij met vliegende vanen en
slaande trom willen nemen. Wijze strategen weten
overigens, dat men met vliegende vanen en slaande
trom alléén geen vesten neemt, al zullen ongetwij
feld de aarzelaars en de onwetenden licht het hoofd
buigen.
Het zij nog eens duidelijk gezegd. De Bond Heem
schut is geen vereniging tot behoud van oude huizen, maar
een bond van verenigingen die zich ten doel stelt
te waken voor de schoonheid van Nederland. Dat,
helaas, de Bond zich zo weinig kan bezig houden
met de nieuwe schoonheid, zoals die geschapen
77
I