EEN SUGGESTIE AAN AMSTERDAM
Het Bestuur van de Bond Heemschut heeft zich
met het volgende adres tot B. W. van Amsterdam
gewend.
Aan Burgemeester en Wethouders van
AMSTERDAM
Herhaalde malen heeft ons Bestuur zich tot Uw
College gewend teneinde ten behoeve van de Am
sterdamse binnenstad het standpunt van onze Bond
te bepleiten. Al konden wij ons in verschillende ge
vallen niet verenigen met de conclusies van Uw
College, de uitvoerige toelichting van Uw argu
menten welke wij steeds mochten ontvangen heb
ben wij hogelijk gewaardeerd.
Op grond van de gegevens welke wij op deze wijze
van Uw College mochten ontvangen, en van eigen
waarneming en onderzoek, hebben wij thans een
bepaalde vraag geformuleerd, welke wij gaarne aan
Uw College voorleggen met het vriendelijke verzoek
te willen overwegen, of een nader onderzoek van
onze suggesties in aanmerking zou kunnen komen.
In de laatste decenniën hebben zich tal van bedrij
ven en instellingen van grote omvang in de binnen
stad gevestigd, en kleinere zich tot grote omvang
uitgebreid. Deze ontwikkeling is nog niet beëin
digd; vele bedrijven kampen met groot ruimte
gebrek, anderen zien geen kans zich op een gunstig
punt te vestigen.
Als gevolg van deze ontwikkeling zijn tal van be
zwaren ontstaan; op stedebouwkundig terrein door
het dichtbouwen van binnenterreinen en het op
voeren van de bebouwingshoogte; in verkeerstech
nische zin door het toenemen van het aantal per
sonen dat in de binnenstad tewerkgesteld is en dat
op de „spitsuren" het wegennet te sterk belast; uit
een oogpunt van stedeschoon door het aantasten
van het sterke eigen karakter van Amsterdam's
binnenstad door verbouwingen en door nieuw
bouw in niet-harmoniërende schaal. Dit laatste
punt bezit vooral de aandacht van onze Bond.
Om al deze redenen zou het wenselijk zijn, indien
men de city vorming in de oude stad enigszins zou
kunnen remmen. Dit behoeft geenszins in te hou
den, dat de binnenstad daardoor geen levend deel
van het stadsorganisme meer zou kunnen zijn of
worden.
Amsterdam is in de 17de eeuw een tijdlang de
grootste handelsplaats ter wereld geweest. Doordat
de goederenbeweging in die dagen echter nog wei
nig omvangrijk was, moet in de stad de woon
functie sterk hebben overheerst. Doordien het ver
voer zich te water afspeelde, was het zelfs mogelijk
het rijverkeer vrijwel geheel te verbieden. Hoewel
toentertijd, voor onze begrippen, het wonen in de
stad sterk op de voorgrond trad, is Amsterdam vroe
ger toch een levendige en sterk levende stad geweest.
De woonhuizen in de binnenstad, met in hun in
terieurs tal van tegenwoordig weer sterk gewaar
deerde, elementen van oude interieurkunst, zou
den zich, bij verantwoord herstel van de panden
zelf en van hun stedebouwkundigc situatie, even
tueel na splitsing, zeer zeker lenen voor een beter
gebruik dan thans regel is. Vooral ten opzichte
van de bebouwing van eenvoudiger aard zal dit
met betrekkelijk geringe inspanning te bereiken zijn.
De in verhouding weinige woningen die na restau
ratic ook aan moderne eisen voldoen zijn zeer sterk
in trek, terwijl soortgelijke restauraties elders, met
name in Amersfoort, waar de binnenstad de sterke
concurrentie van de hoogst aantrekkelijke villawijk
op de „Berg" glansrijk overwint, aantonen hoeveel
op dit gebied te bereiken valt. Zou in de binnen
stad in deze zin de woonfunctie worden gestimu
leerd dan behoeft een „afsterven" van dit gebied
stellig niet te worden gevreesd.
Voor de instellingen en bedrijven welke zich thans
in de oude stad willen vestigen of uitbreiden zal
dan elders ruimte gezocht moeten worden. Waar
schijnlijk zou de meest gunstige plaats daartoe zijn
een gebied onmiddellijk grenzende aan de oude
stad, met een duidelijke verbinding met het be
staande zakencentrum. Het zal vermoedelijk een
voordeel zijn indien deze buurt dringend sanering
behoeft en verkeersvraagstukken aldaar om een op
lossing vragen.
Aan al deze eisen voldoet de z.g.n. „Pijp", de
buurt tussen de Amstel, Berlage's Plan Zuid, de
Boerenwetering en de Stadhouderskade. De wo
ningtoestanden zijn er slecht door de ondiepe
bouwblokken en de vele voor- en achterwoningen.
De Ferdinand Bolstraat en de Van Woustraat zijn
zeer smal en zullen, zeker na de totstandkoming
van de nieuwe Rijksweg naar Utrecht, hinderlijke
verkeersobstakels worden. Daarentegen staat het
betrokken gebied door ruime ringwegen met het
overige stadsgebied in verbinding: De Wetering
schans, de Stadhouderskade en de Ceintuurbaan,
en vormt de Vijzelstraat de schakel met de gepro
jecteerde „Binnenring". Zou men de sanering van
dit stadsdeel dienstbaar maken aan de nodige vcr-
keersverbeteringen, en daarin tevens ruimte schep
pen voor kantoor- en bedrijfsgebouwen, dan zou de
economische kant van dit vraagstuk, door de ho-
31