75 van Uw medemensen. U zoudt daarom zo
veel begrip moeten tonen dat U niet meer met een
auto in de binnenstad komt, tenzij het algemeen
belang dat eist. Want de openbare wegen zijn er
nog steeds in het algemeen belang, evenals de open
bare waterwegen, waar men ook geen schip mag
leggen zonder vergunning. Niemand heeft er nog
ooit aan gedacht grachten en kanalen te gaan ver
breden omdat allerlei mensen er hun schepen
willen leggen. Men zegt dan eenvoudig: Ziet
U zelf maar waar U met dat schip blijft, maar
niet hier.
Het is natuurlijk geenszins mijn bedoeling degenen
die een auto bezitten dwars te zitten. Maar het mag
ons toch wel eens duidelijk worden, dat „het ver
keer" langzamerhand eisen aan de gemeenschap
is gaan stellen die exorbitant zijn. Ik weet heel goed
dat de autobezitter voor allerlei dingen een behoor
lijk bedrag betaalt. Maar het gaat hier niet om
geld. Het gaat om de rechten, en zelfs om het leven,
van die 75 medemensen; om de uitroeiing van
die ellendige en on-sociale geestesgesteldheid: Ik
heb een wagen en de rest moet maar zien waar zij
blijft. Want zo is het toch geworden, laat ons het
eerlijk bekennen. Die medemensen hebben recht
om zich langs 's heren wegen te begeven zonder
ieder ogenblik opgejaagd te worden door de be
dreiging te worden verpletterd, ook al zou ver
zekering de schade dekken. Hoeveel landschaps-
cn stedenschoon, waaraan tienduizenden mensen
pleizier beleefden, is er verloren gegaan, alleen
opdat enige honderden anderen kunnen ïossen en
parkeren? Behoud van dit schoon schijnt nog
slechts bepleit te kunnen worden met het misselijke
argument van de deviezenpot; het wordt tijd dat
wij daarvoor met menselijker en waardiger mo
tieven komen. Als ons stedenschoon alleen moet
dienen om vreemdelingen geld uit de zak te klop
pen, laten we het dan liever slopen; dat is dan ge
zonder en eerlijker.
Wil men een argument dat meer op het terrein
van de beurs ligt, zonder b.v. te denken aan huis
eigenaren, wier bezit langzaam maar zeker ver
nietigd wordt door het dreunen van steeds groter
en zwaarder wordende vrachtwagens Is het wel
verantwoord, afgezien nog van verlies aan mense
lijk leven en geluk, de bewoonbaarheid van deze
aarde grondig aan te tasten voor een middel van
vervoer, dat misschien helemaal geen blijvertje is?
Iedere dag kan er een beter en minder veeleisend
middel uitgevonden worden. Ook gaan er steeds
meer stemmen op voor een economisch beleid, dat
de vervaardiging van producten niet doet beheersen
door de vraag of er mensen zijn die ze betalen
kunnen, maar door de eis dat ze onmisbaar zijn
voor de gemeenschap. Een auto vervoert misschien
gemiddeld twee of drie personen, die vermoedelijk
zonder veel schade en zonder ontwrichting van de
maatschappij ook wel met trein of bus zouden
kunnen gaan. Het nuttig effect is dus uiterst gering
in verhouding tot het verbruik aan materiaal en
drijfkracht. Als het eindelijk eens zover komt, dat
ook aan mensen die niet in Noord-Amerika of een
gedeelte van West-Europa wonen een enigszins
menswaardig bestaan kan worden verschaft, zullen
de grondstoffen van deze aarde vermoedelijk nog
slechts gebruikt kunnen worden voor het absoluut
onmisbare. Mij dunkt dat het dan wel eens wat
stiller op onze wegen en in onze straten zou kunnen
worden, al zijn we daaraan thans nog niet toe.
Met dit alles wil slechts gezegd zijn, dat de heilige
en onaantastbare eisen van het verkeer eens aan
grondige critiek onderworpen dienen te worden.
Met een scheiding tussen noodzakelijk en overbodig
verkeer, tussen mogelijke en onmogelijke afme
tingen, komt men al een heel eind. Doch laat men
bovenal als criteria gaan stellen, dat de ene mens
de andere zo weinig mogelijk behoort te hinderen,
en dat deze wereld enigszins bewoonbaar behoort
te blijven vooi alle mensen. Ik meen dat deze argu
menten nog slechts zelden gegolden hebben en dat
wij met de klakkeloze inwilliging van de eisen die
het verkeer stelt aan de gemeenschap, zonder dat
daar nu zo erg veel tegenover staat, al veel te ver
gegaan zijn. Ik gun graag ieder zijn plaatsje onder
de zon en zou niet gaarne willen meedoen aan de
veel gehoorde, doch al te zeer generaliserende en
weinig verheffende disputen tussen de verschillende
categorieën „verkeersdeelnemers". Wij zondigen
allen op onze tijd en wij moeten elkanders zonden
ook een beetje verdragen. Een fietser of voetganger
echter moet meestal zelf zijn zonde bezuren; van
des automobilisten zonde zijn heel vaak anderen
het slachtoffer. Laten de autorijders nooit vergeten
dat zij, soms helaas ook door een zeker gebrek aan
wellevendheid, veel meer andere mensen veel erger
hinderen dan omgekeerd. Die andere mensen zijn
langzamerhand wel zeer in de schaduw terecht ge
komen, en dat is toch eigenlijk verkeerd. Dat een
zekere welstand ongeschreven voorrechten schept,
weten wij allemaal. De tijden, waarin zij bij de wet
erkend waren, zijn echter sedert de Franse Revo
lutie voorbij, behalve voor degenen die deze wel
stand tot uiting brengen in het bezit van een auto.
Het zou van weinig begrip voor de werkelijkheid
getuigen deze voorrechten alle af te schaffen. Maar
de andere mensen hebben ei recht op dat zij binnen
redelijke perken worden gehouden, en dat de auto
rijders leren begrijpen, dat tegenover rechten ook
verplichtingen staan.
27