zij wonen, zal dit ongetwijfeld op hoge prijs worden
gesteld. In dit opzicht is er een duidelijk verschil
met b.v. de Wieringermeer, welke men als eenheid
kan zien, in het landschappelijk karakter volkomen
verschillend van het aangrenzende oude land. De
toekomstige polders zullen deze verscheidenheid
door hun grote oppervlakte reeds binnen het eigen
landschap moeten hebben.
Dat in de N.O. polder een afwisselend landschap in
de verschillende „Compartimenten" reeds werd na
gestreefd, is ons bekend; dat dit nog niet ten volle
tot resultaat heeft geleid, was een gevolg van het
feit, dat de verkaveling van de polders en wegen
plan reeds waren vastgesteld voordat men zich be
paalde gedachten had gevormd over de landschap
pelijke behandeling; men moge zich aan dit voor
beeld spiegelen t.a.v. de nieuwe inpolderingen en
hier een andere werkwijze volgen!
Het rapport wendt zich dan tot de wegbeplan-
tingen en bepleit meer afwisseling daarin, zonder
de wens naar monumentaliteit uit het oog te ver
liezen. Dit „is te bereiken door het aanbrengen van
wat men zou kunnen noemen „markerende" be
plantingen, b.v. in de vorm van los of afzonderlijk
staande boom- of struikgroepen, door afwisseling
te brengen of onderbreking te brengen in het type
van wegbeplanting enz. Aldus kan men bewust
tegenstellingen scheppen, die eentonigheid helpen
vermijden. Afwisseling is ook te bereiken door het
onderbreken der beplantingen, hetgeen aan het uitzicht
over het omringende landschap en daardoor aan
het contact met het landschap ten goede komt en
waardoor vermeden wordt, dat de weg te zeer een
eigen landschap gaat vormen. Daarnaast zal het
nodig zijn soms weggedeelten geheel of bijna onbe-
plant te laten en meer de andere beplantingen in
het landschap, zoals de erfbeplantingen, te laten
spreken.
Meer dan in de N.O. Polder zou doelbewust het
voor ons Nederlandse landschap zo uitermate
karakteristieke element ipater benut kunnen wor
den. Enerzijds kan men het water der kanalen,
waar dit mogelijk is, van de weg af meer zichtbaar
maken, anderzijds kan men door deskundig be
planten van de oevers het water meer in het geheel
van de landschappelijke behandeling van de weg
betrekken. Waterpartijen op zorgvuldig uitgekozen
plaatsen aangelegd, kunnen landschappelijk en
recreatief van bijzonder grote waarde zijn. In
landschappelijk opzicht zou ten deze bewust zo
veel mogelijk gebruik moeten worden gemaakt van
de mogelijkheden, die. de infiltratiegebieden in dit
opzicht bieden. Wanneer men er toe mocht be
sluiten de ook van andere zijde reeds herhaaldelijk
bepleite bosstroken door de polders aan te leggen,
dan zouden deze op gelukkige wijze met de weg
beplanting kunnen worden gecombineerd, evenals
dit zou kunnen geschieden met kleinere bos-
complexen, b.v. op overhoeken. Een andere moge
lijkheid bieden coulisse-beplantingen, aan te brengen
tussen hoofd- en parallelwegen, loodrecht op de
wegrichting, zoals ook 'in de Wieringermeer is
toegepast."
Het rapport besluit:
„Wij vertrouwen dat de bovenstaande suggesties
een bijdrage kunnen vormen bij de vervulling van
de verantwoordelijke taak, die rust niet alleen op
Uw Dienst, maar eigenlijk op onze gehele ge
neratie; die van de verantwoorde opbouw van het
toekomstige woon- en werkgebied van vele duizen
den Nederlanders."
De Hoofdingenieur-Directeur betuigde reeds zijn
dank voor het rapport. Laten wij hopen, dat de in
vloed van dit werkstuk groot zal zijn!
UNIFORME BEBOUWING
Na de bevrijding is, onder de druk der omstandig
heden, in het bouwbedrijf zeer veel genormali
seerd, waardoor plaatselijke of regionale verschillen
in bouwtrant zijn uitgewist. Behalve voor wonin
gen, geldt dit in bijzondere mate voor boerde
rijen, waar met alle mogelijke typen wordt ge-
experimenteerd
Reeds vóór de oorlog is echter aangetoond, dat
moderne boerderijen zeer wel kunnen worden
gebouwd door verdere ontwikkeling van streek-
typen.
Daar de huidige praktijk een zeer sterk nivel
lerende invloed heeft op het karakter van ons
land, dat zijn aantrekkelijkheid voor een belang
rijk deel ontleent aan de vele verschillen in klein
bestek bijeen, is door de Bond Heemschut aan
de Minister van Wederopbouw om een ander
overheidsbeleid ten deze verzocht.
16