gen zien. In zijn aanwezigheid zien wij een bewijs*
dat het Departement in ons streven belang stelt en
het welgezind is.
Ik zou deze vergadering niet gaarne willen openen
zonder met een enkel woord herinnerd te hebben
aan het verlies dat Heemschut in het afgelopen jaar
leed door het overlijden van de laatste van zijn op
richters en ereleden, Mr Dr P. G. van Tienhoven.
Van Tienhoven is in den lande vooral bekend ge
worden door zijn vruchtbaar werk ten behoeve van
de natuurbescherming en zijn voorzitterschap van
de Vereniging die zich het behoud van natuurmo
numenten ten doel stelt. Maar daarnaast had, met
veel ander, ook het werk van onze Bond zijn be
langstelling. Als oprichter was hij van de aanvang
af tot zijn overlijden lid van ons Algemeen Bestuur,
en gedurende meer dan 20 jaar lid van ons Dage
lijks Bestuur. En wie zou mogen menen dat hij deze
functies als sinecure opvatte heeft Van Tienhoven
weinig gekend. In alle vergaderingen waar hij aan
wezig was was zijn vermanend woord een prikkel
tot vergrote activiteit, of deed hij practische voor
stellen voor de uitvoering van ons werk. Zo zullen
wij dan wijlen ons erelid in dankbaarheid herden
ken, en zijn persoon als voorbeeld voor eigen
plichtsbetrachting in ere houden.
In de hoop dat de geest van onze oprichter ook deze
vergadering moge bezielen, open ik de 42e Alge
mene Vergadering van onze Bond.
42ste JAARVERSLAG VAN DE BOND HEEMSCHUT
1952 SEPTEMBER 1953
Voor de 7de maal mag ik voor het front van de Al
gemene Ledenvergadering verslag uitbrengen over
een verenigingsjaar van de Bond Heemschut, dit
maal een, dat het 42ste Bondsjaar besluit.
Als ik in de trant zou spreken van andere vereni-
gings-secretarissen, dan zou ik getuigen van een op
gewekt en druk verenigingsleven. Geen werkdag
ging voorbij zonder dat besprekingen plaats von
den, onderzoekingen werden ingesteld, adviezen
werden verstrekt of adressen werden uitgezonden.
Voor het bondsleven is dat verheugend, er werd
veel werk verzet en in goede harmonie met onze
medewerkers en medestanders in den lande.Veel
werk is een rechtvaardiging voor zijn bestaan.Maar
voor het land zelf is het bedroevend, immers, het
doel van de Bond Heemschut is, te waken voor de
schoonheid van Nederland. Activiteit van de Bond
houdt dus in, dat zijn waakzaamheid geboden
wordt om bedreiging van de schoonheid des lands
af te wenden, of de aantasting daarvan te bestrij
den. De noodzaak van deze waakzaamheid is voor
een beschaafd land" teleurstellend. In verschillende
gevallen had ons optreden succes, wij denken aan
ons voortdurend streven om de Rijksbijdrage voor
het herstel van monumenten te doen verhogen, aan
de onafgebroken strijd om ontsierende reclame te
weren, aan onze bemoeiingen om het probleem der
bovengrondse geleidingen ook van het standpunt
van de schoonheid van het landschap te willen be
zien, enz. In verschillende andere gevallen was ons
werk vruchteloos, dan brengen wij de vele nodeloze
dempingen in herinnering, de saneringen zonder
eerbied voor het oude cultuurbezit, de slopingen
van historische panden op grond van eenzijdig be
lichte economische argumenten, enz. Al deze be
moeiingen brachten ons in contact met instellingen
en personen in geheel het land. Daarbij deden wij
een uiterst merkwaardige ervaring op, die verdient
hier voor het forum van Uw belangstelling te wor
den vermeld.
Ons bleek, dat een niet onbelangrijk deel van het
grote publiek met verontwaardiging spreekt over
de 19de eeuw, de eeuw van afbraak, de tijd, waarin
de opkomst van de machine zich op plompe wijze
demonstreerde in spoorwegen, stoomgemalen, gas-
en andere fabrieken, die de oude stadskernen ge
weld aandeden, de tijd, toen men zich beijverde
historische stadspoorten te slopen, schilderachtige
bolwerken te slechten, sierlijk gelijnde bruggen af
te platten, grachten te dempen, doorbraken te for
ceren en straatprofielen rigoureus te wijzigen, vele
bewijzen voor een zich al te blindelings in het stof
werpen voor de nog niet beheerste macht van de
nieuwe verkeersmoloch.
In deze opvatting, die over brede linie heerst,
schuilt veel wat waar is. Bepaald gevaarlijk is ech
ter de mening, die hieruit voortvloeit, nl. dat van
een dergelijk vandalisme nu gelukkig geen sprake is.
En men wijst dan op de talloze halve en hele over
heidsinstanties, die op zo velerlei gebied werkzaam
zijn in het belang van de harmonische ontwikke
ling van steden, dorpen en landschappen.
Het is nobel om zo naïef te zijn, maar het geeft blijk
van méér werkelijkheidszin om waakzaam te blij
ven. En die waakzaamheid leert, dat het vandalis
me nog onrustbarend voortwoedt, Victor de Stuers
ten spijt. Nog immer is de verkeersmoloch niet be
teugeld, met als directe gevolgen doorbraken en
94