worden samengesteld. Nadien is met bekwame
spoed aan de voorbereiding van het te houden con
gres begonnen. Aan de verschillende Kweekschool
bonden is het verzoek^ gericht afgevaardigden te
willen aanwijzen voor dit congres. Uiteraard verg
de de beslissing dezer organisaties tijd, temeer, daar
de talrijke problemen, waarvoor men zich bij de
invoering van de nieuwe wet zag geplaatst, uitvoe
rige bestudering eisten.
Intussen kunnen wij tot ons grote genoegen mede
delen, dat bericht van instemming met het voor
nemen van de Commissie Heemschut en de Jeugd
is ontvangen van de verschillende Kweekschool
bonden, zodat de verdere voorbereidingen van dit
congres nu kunnen plaatsvinden. Hoewel talrijke
ideeén op de laatst gehouden vergadering ter tafel
zijn gebracht, lijkt het ons wenselijk in dit verslag
ons tot bovenstaande mededelingen te beperken.
Er komt een commissie-ad-hoc, die in overeen
stemming met de mogelijkheden, zich zal belasten
met de uitwerking der plannen en waaromtrent wij
t.z.t. nader verslag zullen uitbrengen. Het komt
ons voor, dat het congres als hier bedoeld, inder
daad ten aanzien van de verspreiding der heem
schutgedachte onder de jeugd, van grote betekenis
moet worden geacht, omdat realisatie van onze
doelstelling mede in de opleiding van de a.s. on
derwijzers en onderwijzeressen tegelijkertijd in
houdt, dat in de toekomst een zeer breed terrein
van de jeugd bij dit werk wordt betrokken.
Het is de Commissie mogen gelukken de rede van
Prof. Heerc, gehouden tijdens het congres op 29
September 1951, voor ruime verspreiding gereed
te krijgen.
Evenals het vorig jaar verleende het Ministerie van
Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen de Com
missie gastvrijheid voor het houden van haar be
sprekingen. De Commissie is voor deze bereidwil
ligheid ten zeerste dankbaar.
In het Bestuur der Commissie kwam geen ver
andering.
Als nieuw lid trad toe: mej. E. Lommen, Inspec-
trice Nijverheidsonderwijs, Willem-III laan 13, te
Breda.
Erkentelijk zijn we voor de medewerking, die we
van verschillende commissies en instellingen moch
ten ontvangen en voor de prettige wijze van samen
werking met het Bestuur van de Bond Heemschut.
De Secretaris,
J. VAN MOURIK
J. R. Koning
LANDSCHAPSDAG IN LIM B URG
Het Bestuur der Stichting „Het Limburgs Land
schap" hield op Zaterdag 6 Junij.1. een landschaps
dag „De Mijnen en Het Landschap".
Dank zij de zeer te waarderen medewerking van
de Directie der Staatsmijnen in Limburg werden de
deelnemers in de gelegenheid gesteld een bezoek te
brengen aan de begroeiing en bebossing van een
steenstort, de aanplantingen langs de mijnspoor-
wegen en het Stcinerbos.
Het was een uitstekende gedachte van de Stichting
„Het Limburgs Landschap" ons allen op te roepen
voor deze excursie.
Nu we steeds meer gedwongen worden tot indu
strialisatie over te gaan en we met angst de tijd te
gemoet zien dat er weinig meer over zal zijn van
Nederlands natuur- en landschapsschoon, heeft de
ze dag ons goed gedaan en enigszins gerustgesteld.
Voor enkele jaren logeerde ik in de mijnstreek in
Schotland en zag hoe öde het landschap was en hoe
groot de steenvlakten waren met hun onnatuur
lijke taartvormigesteenstort-plaatsen. Ontdaan was
ik van het trieste leikleurige landschap en ik ben
er van overtuigd, dat deze triestheid haar stempel
heeft gedrukt op hen, die door hun werk aan deze
streken gebonden zijn.
Met gemengde gevoelens togen we dan ook naar
Limburg. Wij, die gewend zijn boven de grond te
wonen en te werken, denken aan het leven in de
mijnstreken altijd met somberheid én stellen ons
het mijngebied voor als enorme terreinen met mis
schien aan de horizon een boombeschutting.
Hoe heel anders was de werkelijkheid!
Het was een openbaring om te zien, wat men hier
bereikt had met een beplanting van gemengd bos.
Wij maakten een wandeling op de steenstort van
Staatsmijn „Hendrik". In de nabijheid van deze
mijn bevindt zich de centrale afvalstort van de
Staatsmijnen Hendrik en Emma. Hier worden da
gelijks grote hoeveelheden mijnstenen, welke zowel
bij de ondergrondse werken als bij de bovengrond
se kolenzuivering vrijkomen, per normaal spoor
wagon gestort. Hierdoor ontstaat geen pyramide-
vormige berg, doch een plateau ter dikte van 25
m. Men is hiermede begonnen in 1917. In 't begin
kwam het zo ontstane nieuwe terrein zeer van pas
voor doeleinden als hout-, kolen- en cokesopslag