verschijnt, en enkele brochures. Onder de laatste worden aan belangstellenden aanbevolen „Die Mittelalterliche Burg im Suden und Westen des deutschen Sprachgebietes. Erweiterte Ausgabe mit Hinweisen fur Konservierungen" en „Studie zum Problem einer Typologie" beide van de hand van H. Comte de Caboga. Hoewel uiteraard ook nog in een beginstadium, maar toch reeds interessant is de kleine verzame ling van wapens en de grotere van maquetten van kastelen op schaal i 200 en die van afbeeldingen. Zaalsgewijs worden achtereenvolgens behandeld de typen kastelen, de „Wanderung" van de typen, de functie van het kasteel, de bouw, de wijziging der vormen, het verval en de restauratie. Het geheel maakt, zelfs in deze door beperkte mid delen nog zo primitieve opzet, de indruk, dat er een grote gedachte achter zit. Kortom het is veelbelo vend. Het merendeel der maquetten heeft een strekking van didactische aard, waaronder in het bijzonder de reeks ons trof, waarin de ontwikkeling van het kasteel wordt uitgebeeld achtereenvolgens door a) de vroeg-middeleeuwse vestiging van een woon toren op een heuvel, b) de laat-middeleeuwse uit breiding met een woonvleugel en afronding met muren voorzien van weergangen en torens, c) de i8de-eeuwse verbouwing tot lustslot, d) het 19de en 20ste-eeuwse verval. Uitermate leerzaam en overzichtelijk zijn de maquetten der kastelentypen en die welke de kastelen tijdens een belegering en aanval weergeven, waarbij gebruik gemaakt is van handbeschilderde kleine loden figuurtjes en wapens Men zal begrijpen, dat deze uitbeeldingen meer voor het grote publiek bestemd zijn dan voor de kenners, welke laatsten uiteraard in de detaillering bij de kleine maquetten wel reden tot critiek zou den vinden. Al staat de wetenschappelijke taak van het instituut sterk op de voorgrond, toch heeft het een niet te onderschatten taak bij het populariseren van de kastelen. In gesprekken met de heer De Caboga leek mij de mening zojuist, dat bij de stu die van kastelen deze te veel in hun regionale hoek bekeken worden. Het is zeer wenselijk dat er een hechter internationaal contact komt om een breder basis te krijgen voor de castellologie. Dit onder uw aandacht te brengen was de strekking van dit arti kel, waarop wij later nader hopen terug te komen. VERVOLG BOEKBESPREKING van zijn werk. Hij is er zelfs in geslaagd tal van weinig of zelfs bijna helemaal niet bekende feiten mede te delen, waar hij vele Amsterdam-kenners een genoegen mee deed. T. K. Europa, mijn Vaderland R. Blijstra schreef tussen 19491951 indrukken van zijn reizen door Duitsland, Engeland, België, Italië en Frankrijk in „Het Vrije Volk". Het zijn toneelrecensies, gesprekken, beschouwin gen en indrukken w.o. die over schilder- en bouw kunst in een wat te bonte volgorde en samenhang, merendeels door incidenteel karakter eerder be stemd als dagboek dan als reisboek onder de veelbelovende titel: Europa, mijn Vaderland. Men had wat groter kieskeurigheid bij het bundelen gewenst, het boek zou er zeer bij gewonnen hebben, want Blijstra heeft een mening, en beheerst een taal die het lezen waard zijn. De foto's missen sfeer en blijven onder de maat, de typografische verzor ging door de A.P. is overigens voortreffelijk. T. K. Een wandeling door Oud-Amsterdam In 1915 verscheen van de hand van Dr M. G. de Boer „Een wandeling door een Oud-Nederlandse Stad", dat thans als „2de geheel herziene en bijge werkte druk" onder bovenvermelde titel verscheen Met de 16de eeuwse kaart van Cornelis Anthonisz als uitgangspunt, neemt de schrijver ons mede door het oude Amsterdam en hij doet dat met een doel: wakker blijven en de belangstelling in het verleden der stad levendig houden. De periode van 37 jaar, welke ligt tussen het verschijnen der eerste en twee de druk, is dankbaar gebruikt om nieuwe vondsten toe te voegen aan de eerste druk en de laatste resul taten van historisch onderzoek in de nieuwe tekst te verwerken o.a. die over de panden, welke in de Warmoesstraat t.b.v. de Bijenkorf werden gesloopt, die over de Amsterdamse werven en die van een van ruiten voorziene pentekening in het Museum Fodor, die eerst voor een zeventiende eeuwse copie werd aangezien, maar die uit het jaar 1532 moet dateren. Uitgever is H. Meulenhoff te Amsterdam. T. K. Het Amsterdam van Justus van Mauri/c Terecht schrijft C. J. Kelk dat J. v. Maurik het Amsterdam beschreef van voor de technische ra zernij, van voor de afbraak, van voor de gelijkscha keling met de geburen, van voor dat het levend contact met de straat door onpersoonlijke levens organisatie was vervangen. Justus van Maurik was geen groot schrijver, maar wel een hartstochtelijk minnaar, die het leven in Amsterdam op de kentering van een nieuwe tijd, met alle nauwgezetheid, liefde en sentimentaliteit, die hem al even eigen was als velen zijner tijdgeno ten, tekende. C. J. Kelk bundelde een aantal zijner verhalen en Holkema Warendorf te Amsterdam gaven deze uit. T. K. 74

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1953 | | pagina 42