Ook van de bouwgeschiedenis van het slot te Leer
dam weten wij momenteel nog niets. De genealogie
leert ons echter, dat het althans in 1143 bestaan
moet hebben als wij in dat jaar de eerste ons be
kende heer van de Lede, eveneens Herbaren gehe
ten, zien optreden. De genealogie van de opeen
volgende bezitters doet ons verder zien, dat het slot
na het uitsterven van de hoofdstam in verval ge
raakt is en in de 15de en misschien in de 16de eeuw
nog in vervallen toestand bestond.
Omtrent het kasteel te Asperen leert de genealogie
ons weer iets anders. Het wordt eerst op het einde
van de 13de eeuw vermeld als bezitting van een lid
van het geslacht van Heukelom, dat zoals wij zagen
stamt uit een broer van Jan I van Arkel. Het zou
dus aannemelijk lijken in een van Heukelom de
stichter van het slot te Asperen te zien. Toch zou
deze conclusie onjuist zijn, want wij weten langs
genealogische weg, dat de grootvader van Jan I
van Arkel in 1204 reeds het kasteel van Asperen be
zat. Nog oudere bronnen doen ons in het begin van
de 12de eeuw een Gerungus van Asperen kennen,
die wij waarschijnlijk wel in verband met ons As
peren moeten brengen. Zo weten we dus, dat het
slot reeds in de 12de eeuw bestaan moet hebben en
waarschijnlijk door erfopvolging via de heren van
de Lede, Arkel en Heukelom aan een (nieuw) ge
slacht van Asperen gekomen is.
Zo is het óók weer aannemelijk, dat tijdens het leven
van de vader van Jan I van Arkel diens jongere
broer het kasteel te Dalem gesticht moet hebben.
We hebben dus langs genealogische weg aanneme
lijk gemaakt, dat zowel ten Noorden als ten Oosten
van Gorinchem in de loop van de 13de eeuw een se
rie kastelen verrezen moet zijn, al zal van enkele
dezer (b.v. Asperen) een nog ouder voorkomen aan
te tonen zijn.
Soms kan een genealogische hypothese een geheel
nieuw licht werpen op bepaalde gebeurtenissen.
Ook hiervan een voorbeeld: Als Paltzgraaf Otto
van Rheineck, broer van gravin Sophia van Hol
land, in 1143 felle aanvallen doet op het grensge
bied van Utrecht, en niemand hem kan weerstaan,
verzamelt de bisschop van Utrecht een kleine scha
re ridders onder leiding van Hugo Butyr „fortissi-
mus Theutonicorum militum" de sterkste of dap
perste van de (Neder)Duitse ridders, die de aanval
niet alleen tegenhoudt, doch de tegenpartij vernie
tigend verslaat en paltzgraaf Otto als zijn gevange-
-ne in triomph meevoert.
Als wij nu gaan vragenop welk kasteel moeten wij
deze Hugo Butyr zoeken?, dan moeten wij hierop
het antwoord schuldig blijven, de kronieken ont
hullen ons dit feit niet. Ar.chaeologisch onderzoek
heeft hier geen zin, zolang wij niet weten waar Hu
go's kasteel gelegen was. Wij willen thans een po
ging doen om dit raadsel op te lossen en gaan daar
toe een uitstapje maken naar Schoonhoven, waar
wij thans tevergeefs naar het oude kasteel zullen
zoeken. Als wij uitgekeken zijn op de glans van de
vorstelijke bezitters uit de 14de eeuw, Jan van He
negouwen, heer van Beaumont, en de graven van
Bloijs, en verder door willen dringen in de oudere
geschiedenis van het kasteel, dan is het enige aan
knopingspunt dat wij vinden een oorkonde uit het
jaar 1280, waarin wij lezen van vrouwe Afkijn,
vrouwe van Schoonhoven, weduwe van heer Hugo
Botter, die nog zekere rechten op Schoonhoven be
zit.
Nu de directe bronnen zwijgen begint de taak van
de genealogie. Zou het haar gelukken de oudere
geschiedenis van Schoonhoven te verduidelijken?
Bij het lezen van de naam van heer Hugo Botter in
de akte van 1280 komt ons direct in herinnering de
„fortissimus Theutonicorum militum" Heer Hugo
Butyr uit het jaar 1143. Bestaat er inderdaad ver
band tussen beide personen?
We komen nu in aanraking met al de moeilijkheden
waarvoor de middeleeuwse genealogie ons stelt.
Het bestek van deze bijdrage laat niet toe hier diep
op in te gaan en wij willen volstaan met iets te ver
tellen van de resultaten die het onderzoek naar
Heer Hugo Botter opleverde. Deze laatste was heer
van de Lede (Leerdam) en zoals wij zagen heer van
Schoonhoven, hij wordt vermeld van 1254-1261 en
is vóór het jaar 1280 overleden. Zijn vader wasjan
I heer van de Lede, die vermeld wordt van 1247-
1255 en vóór 1258 ovérleed. Dat ook deze Jan I
heer van Schoonhoven geweest moet zijn is af te
leiden uit een oorkonde van het jaar 1247, waarin
Jan I heer van de Lede aan die van Vijftienhoeven
vergunt een watering door zijn land te maken. De
oorkonde is uitgevaardigd te Schoonhoven en wel
hoogstwaarschijnlijk op het kasteel. Nu leefde er
gelijktijdig met heer Hugo Botter nog een andere
Hugo Botter, die vermeld wordt van 1247-1285 en
een zoon geweest moet zijn van Herbaren van de
Lede (vermeld 1227-1243).
Deze Herbaren was een broer van de zoëvenge-
noemde Jan I heer van de Lede. Zo zien we hier
dus twee broers Herbaren en Jan I van de Lede, die
beiden in het bezit zijn van een zoon, Hugo Botter
geheten. Door een middeleeuws-genealogische bril
gezien betekent dit, dat de vader van de beide
broers getrouwd geweest moet zijn met de dochter
van een Hugo Botter. Gezien de aanzienlijke posi
tie, die de heren van de Lede destijds onder de
adel innamen, kan het wel niet aan redelijke twijfel
onderhevig zijn, dat deze laatste Hugo Botter iden
tiek is met de „fortissimus Theutonicorum mili
tum", Hugo Butyr, uit 1143Letten wij er verder
op, dat zijn schoonzoon, diens zoon en zijn klein-
68