eigenaarseerst de landadel, later meer het stede lijk patriciaat. De heer Renaud behandelt dan in zijn artikel de militaire betekenis van deze gebou wen in de loop der historie, waarna de heer Pelinck de iconographie der kastelen van na de Middel eeuwen bespreekt, een tijd dus waarin de gebouwen al sterk van aanzien veranderd en verbouwd waren. Een beredeneerde lijst van alle kastelen, ridderhof steden en buitenplaatsen volgt, met hun korte ge schiedenis en opgave van de oudere eigenaars. En tot slot volgt wat voor velen het aantrekkelijkste gedeelte van het werk zal zijn: een reeks van 106 afbeeldingen van de oude huizen van de hand van verschillende kunstenaars, waarvan de fraaiste wel zijn die van Roeland Roghman, die in 1646 en 1647 een serie van 247 tekeningen maakte van kas telen in Holland en Utrecht, waarvan er 28 be trekking hadden op Rijnlandse huizen, die hier alle worden gereproduceerd. Een paar kaarten die de /ligging der besproken gebouwen aangeven beslui ten dit werk, een jubileumuitgave waarmee de feestvierende Vereniging „Oud Leiden" van harte gelukgewenst kan worden. J. A. B. de H. IN MEMORIAM MrDrP. G. VANTIENHOVEN Een markante persoonlijkheid is van ons heenge gaan, en onze Bond Heemschut betreurt in hemde laatste van zijn oprichters en ereleden. Van Tienhoven was een van die personen, die een nationale figuur worden, omdat zij juist op het tijdstip verschijnen dat het vaderland behoefte aan hen heeft. Een vijftig jaar eerder zou die be hoefte niet bestaan hebben. Er waren voor de na: tuurminnaar toen nog voldoende bossen en heide velden, vennen en duinen te vinden, en bijzondere bescherming ervan was dus niet nodig; de toen nog talrijke molens beschouwde men eerder als een hinderpaal in onze industriële ontwikkeling dan dat men hun slopen betreurde. Een misplaatst idee van vooruitgang, een vooruitgang, die met trots op het bereikte, het verleden niet meer nodig meende te hebben, deed zonder gewetensbezwaren oude stadspoorten opruimen als hindernissen voor het verkeer en had voor het door vorige eeuwen nage laten stedeschoon geen oog en geen ontzag. Aan „heem-schut" dacht men toen nog niet, men voel de er geen behoefte aan. In het begin van deze eeuw was dat alles anders geworden. Idealistisch aange- legden waren de waarde van de schoonheid van stad en land gaan waarderen en begonnen zich te gen het verdwijnen daarvan te verzetten. Toen voelde men behoefte aan een sterke figuur, idealist in zijn waardering van het oude schoon van natuur en stad, realist in zijn streven dit te redden van de ondergang, hardnekkig als hij zich hierbij iets tot doel gesteld had, en diplomaat in zijn middelen dit doel te bereiken. Zulk een figuur kreeg ons land in de overledene. Gevoelig, overgevoelig soms aan de ene kant, zakelijk en zo nodig hard zakelijk aan de andere, vasthoudend als een fox-terrier, zoals zijn vader eens van hem zeide, als hij zich in een door hem gesteld doel vastgebeten had, werd „heem schut" zijn wapenspreuk. Zijn organisatiedrang en organisatietalent deden allerlei instellingen opko men, die zulk een heem-schut beoogden, of steun den deze in hun opkomst. Dat hij daarbij de wind mee kreeg, wie zal hem dat misgunnen? Onze Bond Heemschut werd een van zijn schep pingen, toen hij in 1909 tezamen met A. W. Weiss- man uit verontwaardiging over het feit dat weer een fraai huisje in Monnikendam afgebroken was en vervangen door een architektonisch monster, een aantal gelijkgezinden bijeenriep om te trachten de voortschrijdende ontluistering van stad en land paal en perk te stellen. Onze Bond is niet zó zeer het levenswerk van Van Tienhoven geworden, als het b.v. de Vereniging tot Behoud van Natuur monumenten en de Hollandsche Molen werden. Bij Heemschut gingen anderen voor. Maar Heem schut, waarvan hij van de oprichting af tot de dag van zijn overlijden lid van het Algemeen Bestuur, en van 1923 tot 1946 lid van het Dagelijks Bestuur was, heeft toch voortdurend zijn belangstelling en liefde gehad, en van zijn bijzondere gaven mogen profiteren. En zo zal de figuur van Pieter Gerbrand van Tienhoven ook in onze Bond dankbaar her dacht en zeker niet spoedig vergeten worden. J. A. Bierens de Haan 62

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1953 | | pagina 30