BOEKBESPREKING
Kastelen, Ridderhofsteden en Buitenplaatsen in Rijnland,
dopr S. J. Fockema Andreae, J. G. N. Renaud en
E. Pelinck. Uitgave van de Vereniging „Oud
Leiden" ter gelegenheid van haar vijftig jarig ju
bileum, 1952.
De Vereniging „Oud Leiden", die ons elk jaar op
een belangrijk jaarboekje vergast, (heeft haar vijf
tig-jarig bestaan niet willen vieren zonder de uit
gave van een groter werk, en als onderwerp daar
voor gekozen de Rijnlandse kastelen, door drie
auteurs van verschillend standpunt bezien.
Wat een kasteel eigenlijk is, wat recht geeft op de
titel „Kasteel", leren wij uit het artikel van de heer
Renaud, „Kasteel en Krijg". Deze wil de naam
„kasteel" reserveren voor die gebouwen, die in de
Middeleeuwen verdedigingskarakter hadden, ter
wijl hij als „slot" definieert de door een gracht om
geven landhuizen, die in de 16de en 17de eeuw nog
bescherming konden verlenen tegen rovende ben
den. Alle overige soortgelijke gebouwen zou men
beter met de naam „huis" („manoir") kunnen be
titelen. In dit werk worden echter de grenzen rui
mer getrokken en worden in de eerste plaats de
riddermatige huizen, maar verder ook de meer be
langrijke landhuizen en buitenplaatsen tot ca 1800
besproken. Van al deze zijn er in Rijnland nog
maar een zevental over, van welke de Leidse Burg
eigenlijk geen kasteel is; drie bestaan nog slechts
als brokken ruïne, terwijl de drie overige geheel
tot na-middeleeuwse woonhuizen werden ver
bouwd.
Van deze gebouwen vertelt de heer Fockema An
dreae in een knap overzicht, „Kasteel en Maat
schappij", de economische en sociale betekenis en
de veranderingen daarin in de loop der eeuwen.
Oorspronkelijk voornamelijk gebouwd rondom
Leiden en de Rijnmond, verspreidden zij zich later
meer over het duingebied en langs de grote wegen.
Hun maatschappelijke positie veranderde met hun
$1