s
voorwerpen, boeken en documenten, welke zozeer
kunnen bijdragen om het kasteel een bewoond aan
dien te geven, ongeplaatst te laten dan wel in vi
trines te bergen. Alleen reeds het voortdurend be
tasten dezer voorwerpen, betekent op den duur hun
ondergang, maar daarnaast verdwijnen helaas ook
op onnaspeurbare wijze verschillende kleine voor
werpen van die kastelen, van welke de beheerders
telkens opnieuw te goeder trouw het nog maar eens
proberen. Dat is jammer, maar het is ook bescha
mend.
Toch moet het, naar mijn oordeel, er naar toe, dat
wij op den duur wel het publiek kunnen laten ge
nieten van een dergelijk „vrije" opstelling.
Hoe dit te bereiken? Ik geloof, dat dit bereikt kan
worden door groter waardering voor, en door groter
vertrouwdheid met de historie en kunsthistorie.
Deze zal moeten worden bijgebracht door de op
voeders, aan de jeugd in de eerste plaats, door
voorlichting op grote schaal, door pers, film, radio
en televisie op de tweede plaats.
Waar men tegen het bezoeken van kunstmusea
door leerlingen van de lagere scholen reserves kan
maken en mijns inziens moet maken, zal men ten
aanzien van kastelen (en ik voeg daarbij ook de
historische en technische musea) de deuren wijd
moeten openzetten.
Immers daar ligt ook een aanknopingspunt en een
geestelijke voorbereiding tot het bezoek aan de
kunstmusea.
Als oud-onderwijsman durf ik hieraan toe te voe
gen: hier ligt terrein braak voor het lager onder
wijs. En niet door incidentele bezoeken bij wijze
van uitstapje, zoals thans reeds in grote mate en
met veel goede wil geschiedt, maar bewust en re
gelmatig, als deel van de kunstzinnige vorming en
opvoeding, die zo jammerlijk verwaarloosd wordt
bij ons naar perfectie strevende officiële onderwijs.
J. H. E. baron Van jV a g e 11
HET BEHOUD ONZER HISTORISCHE KASTELEN
TSUWTAAK
De Nederlandse kastelen, die mede de schoonheid
van ons vaderland vormen, zijn een deel van ons
reeds zo gehavend cultuurbezit. Gedurende eeu
wen zijn zij belaagd door de tand des tijds en door
oorlogsgeweld; veel is door brandschattingen ver
nietigd.
Het is de plicht van onze generatie voor de toe
komst te bewaren, hetgeen nog over is.
Bestaat daartoe de mogelijkheid?
Dit is een vraag, welke moeilijk te beantwoorden is,
omdat dit antwoord afhangt van wat ons volk voelt
voor zijn cultuurbezit.
De actie om kastelen te bewaren komt honderd
jaar te laat. In de 20ste eeuw is veel van wat on
schatbare waarde had, verloren gegaan deels
door verval en afbraak, deels door onverschilligheid
en veronachtzaming maar steeds door gebrek
aan financiële middelen. Maar er is nog veel over en
dit moeten wij allen tezamen trachten te bewaren.
Het behoud onzer kastelen is in de eerste plaats de
taak van onze Regering. Zij kan dit bevorderen of
tegenwerken. Bevorderen door het geven van fa
ciliteiten aan kasteelbewoners, om een tegenwicht
te vormen tegenover de nadelen, welke het bewo
nen en onderhouden van grote ruimten en het
houden van veel personeel met zich brengt.
Zij kan dit tegenwerken door de exorbitante lasten,
welke de personele belastingen en de successie
rechten op kastelen en grondbezit leggen, te laten
voortbestaan.
De huidige levensomstandigheden zijn dusdanig
dat zij particuliere kasteelbewoning vrijwel on
mogelijk maken en toch is particuliere bewoning
de ideale bestemming van een kasteel, immers dan
blijft de sfeer, uit eeuwen gegroeid, bewaard. In
stellingen, van welke aard ook, zijn zeker geen ide
ale bestemmingen, maar telkenjare komen meer
kastelen in handen van exploitanten van jeugd
herbergen, jeugdwerk of doorgangshuizen.
De vijand van het Nederlands kasteelbezit is verval
Hiertegen moeten Regering en volk de handen in
eenslaan de oude bouwwerken moeten onderhou
den worden, de oude daken gedicht en vernieuwd.
Dit onderhoud eist investeringen, welke de nog
resterende eigenaren niet kunnen dragen. Niet mag
verwacht worden, dat de Nederlandse Staat daar
toe de middelen alleen fourneert. De Regering
moet zich beperken tot het geven van een, zij het
59
I