is de ronde hoofdtoren van het slot Duurstede, on
langs ingrijpend gerestaureerd.
De vierkante toren, boven uitvoerig besproken,
had in de loop der tijden zijn betekenis verloren.
Toen bisschop David van Bourgondiè zich op
Duurstede vestigde, is het slot militair op de hoogte
van de tijd gebracht. Binnen het kader van deze
werkzaamheden werd op de N.W.-hoek een zware
toren met een muurdikte van ruim 4 meter opge
trokken. De twee eerste ruimten van beneden af
zijn onbewoonbaar, maar de derde verdieping be
vat grote ramen met zitbanken in de dikte van
de muur en een schouw; het beeldhouwwerk daar
van vertoont de vuurslag, de leus der Bourgon
diërs. Ook de hoger gelegen kamers bezitten schou
wen. Het militair karakter van deze woontoren
komt zeer sterk tot uiting in de uitgekraagde weer
gang. De ruimten tussen de kraagstenen bevatten
werpgaten. Een oude rekening vertelt van vuur
potten op de ,,foy" de weergang om olie te
koken en lood te smelten. De rijkelijk aangebrachte
schietgaten voor licht geschut verhoogden de de
fensieve mogelijkheden.
Een eigenaardige ontwikkeling zet in met de nei
ging, om de donjon zelf als poort te laten function-
neren. Als zwaarste verdedigingswerk wordt er in
dit geval wel een heel nuttig gebruik van gemaakt;
vooral wanneer men zo gehandeld heeft bij overi
gens kleine, onbetekenende versterkingen. Het on
derzoek van enige jaren geleden heeft uitgemaakt,
dat aan de binnenzijde van de ringmuur op de
burchtheuvel te Leiden een toren gestaan heeft, die
tevens als poort fungeerde. De woonruimte is nu
wel tot een minimum teruggebracht en we twijfe
len, of er in dit geval nog wel van woontoren ge
sproken kan worden. Bij de zware poortgebouwen
van het Huis te Nesse (Linschoten) en het huis te
Rijswijk (N.Br.) valt het zwaartepunt zozeer op
het zuiver defensieve element, dat we hier de don
jon in feite niet meer als woontoren kunnen be
schouwen. Als maatstaf voor de beoordeling zou
men de plaats van poort en brug met recht kunnen
gebruiken; de toegang tot de burcht naast de don
jon laat het karakter van deze als verblijfplaats en
laatste toevluchtsoord van de burchtheer vrijwel
onaangetast.
Intussen, de woontoren in zijn eenvoudigste vorm
blijft voortleven. Soms, bijvoorbeeld in het geval
van Den Ham zo mooi te zien, wanneer men
met de trein tussen Woerden en Utrecht rijdt
leidt de behoefte aan meer woonruimte tot het op
trekken van aanbouwen, die evenwel de toren zijn
dominerende plaats in het samenstel niet ontnemen.
Het rechthoekige gebouw de „hall-keep" van
Harmeien echter werd zodanig in de uitbreidingen
opgenomen, dat zijn karakter geheel verloren ging.
Nijenrode geeft het uitzonderlijke geval te zien, dat
de grote woontoren aan de voorburcht vastgroeit.
Maar nieuwe torens verrijzen en zetten de oude
traditie voort. Men vindt ze in het Utrechtse, zoals
53
Doorsneden van de ruïne van Dever ten Zuiden van Lisse (Z.H.).