J. G. jV. Re n au d
DE MIDDELEEUWSE WOONTOREN IN NEDERLAND
Bij het graven van de funderingsput voor het sta
tion Hofplein te Rotterdam in den jare 1905 stiet
men op een zwaar metselwerk met muren van on
geveer twee meter breedte. Het scheen wel de
grondslag van een vierkant gebouw en de toen
malige archivaris van Rotterdam wist al gauw te
vertellen, dat hier ongetwijfeld een overblijfsel van
het roemruchte Hof van Weena aan het licht ge
bracht was.
Mocht de archivaris met gepaste voorzichtigheid
van overblijfsel gesproken hebben, een geheiligde
traditie en fantastische prenten uit het Archief
maakten al spoedig, dat men de teruggevonden
fundering ging beschouwen als een poort of een bij
gebouw behorend tot het uitgestrekte gebouwen
complex, dat menig oudheidminnend Rotterdam
mer voor zijn geestesoog zag oprijzen. De generatie
oudheidkundigen, welke in die jaren aan het woord
was, had zich in feite nog niet ernstig bezig gehou
den met de Hollandse kastelen vanuit militair
bouwkundig oogpunt en miste de ervaring, waar
de onderzoeker heden ten dage op kan bogen."An-
ders had het feit, dat in de vette grond om het vier
kante gebouw heen middeleeuws aardewerk ge
vonden werd, zeker enigermate tot nadenken moe
ten stemmen. Hetgeen de nieuwsgierige Rotter
dammers van 1905 in de bouwput zagen, was
Weena, geheel en al'
Had men goed in het oog gehouden, dat de pren
ten dateerden uit een tijd, waarin het Hof van
Weena vrijwel geheel verdwenen was, men zou
zich wellicht afgevraagd hebben, waar dan toch de
rest van dat grote gebouwencomplex gebleven kon
zijn. En misschien was men ten slotte tot de ver
onderstelling gekomen, dat Weena wel eens uit een
enkele toren, een woontoren, bestaan kon hebben.
Maar zo ver kwamen de deskundigen nog niet in
die dagen, toen de belangstelling voor het kasteel
grotendeels op romantische gevoelens berustte.
De woontoren donjon is een oeroude vorm
van versterkt huis. Zolang er verdedigbare woon
huizen gebouwd werden, heeft de woontoren zich
naast alle typen van burgen kunnen handhaven.
De Zweedse onderzoeker Tuulse wijst er terecht
op, dat de donjon hét symbool zou kunnen zijn
voor het kasteel in het algemeen. De Egyptenaren
bouwden hun toren te Abydos; de oudste verster
king van Tiryns bestond uit een zware ronde toren;
Romeinse grenswachten huisden op vierkante to
rens, die zij burgi noemden.
Toen de maatschappelijke en politieke toestanden
daartoe aanleiding gaven, ontwikkelden zich, voor
al in het tegenwoordige Frankrijk, een versterkings
kunst, die houten woontorens voortbracht. De 1 ide
eeuw zag deze geleidelijk aan plaats maken voor de
geweldige stenen gevaarten, waar trotse macht
hebbers zich veilig waanden. Loches, Beaugency
en Houdain zijn beroemde namen en, daar de ont
zagwekkende bouwsels nog bestaan, voor de ken
ners een begrip. Natuurlijk gaat de ontwikkeling
van de versterkingskunst niet aan de donjon voor
bij. Het beroemde kleed van Bayeux toont ons
woontorens op heuvels. Daar het voornaamste
principe van verdediging stoelde op het voordeel,
dat een hoge standplaats aan de verdediger ver
schafte, hebben de kasteelbouwers van de elfde en
twaalfde eeuw de woontoren meestentijds op een
heuvel geplaatst. Dit had weer tot gevolg, dat soms
de kasteelheer, in rustige tijden, er de voorkeur aan
gaf op de gebouwen van de voorburcht te wonen
en alleen in noodgeval de toren op de heuvel te
betrekken. De Normandische groten, met hun Her
tog Willem de Veroveraar in Engeland beland,
hebben daar omstreeks 1100 een verbazingwek
kend aantal donjons laten bouwen. Newcastle,
Colchester of de Tower van Londen geven nog een
verbazingwekkende kijk op de prestaties van de
krijgsbouwkundigen dier dagen.
Op den duur bleek, dat de versterking op een heu
vel bijzonder kwetsbaar was voor ondermijning en
toen troepen opgeleid werden in de kunst van het
mineren, zochten de technici naarstiglijk een be
vredigende afweer te ontwikkelen. Zij dachten ten
slotte iets gevonden te hebbende fundering van de
muur werd samengesteld uit een reeks diep gefun
deerde steunpunten, waarover spaarbogen werden
geslagen. De mineurs konden rustig onder de muur
graven; door zijn bogenconstructie zakte de fun
dering niet weg Alleen wanneer de aanvaller er in
slaagde een paar steunpunten te ondergraven,
werd het bedenkelijker. Het risico was in ieder ge
val tot een fractie teruggebracht.
Niettemin waren de dagen van de heuvelburcht ge
teld en we zien ook de woontoren in de vlakte ver
schijnen, omgeven door een natte of droge gracht,
een aarden wal, een muur of een palissadering. Dit
alles afzonderlijk of in combinatie, naar gelang van
terreinsomstandigheden en middelen van de ka
steelheer.
Weena, het uitgangspunt van onze beschouwingen,
49