dat er het middelpunt van was. Een XVIIe-eeuwse poort heeft boven de ingang een gevelsteen, welke aan elke bezoeker vertelt, dat de toenmalige eige naar deze poort voor zich en zijn nageslacht heeft opgericht. Dit typeert de mentaliteit van de kasteel heer, die zich ervan bewust was een eerbiedwaar dig bouwwerk te bezitten als ook van zijn plicht te genover voorgeslacht en nazaat. Deze geestesge steldheid maakte het mogelijk dergelijke bouw werken de eeuwen door in stand te houden. Duide lijke voorbeelden vindt men niet veel. Toch wil ik wijzen op een uit de tweede helft der XVIIIe eeuw en een uit de vorige eeuw, die duidelijk spreken van de zin voor het nageslacht te werken. In haar dagboek tekende een freule von Effinger van het Zwitserse kasteel Wildegg een en ander op dat de aandacht waard is. Aan de Duitse vertaling van haar in 't Frans gesteld verhaal ontleen ik de volgende beschouwing over het stamslot Wildegg. „Das Schlosszimmer spiegelte das Bemuhen eines jeden Besitzers, die Familientradition den kom menden Geschlechtern weiter zugeben. Mit Stolz und Ehrfurcht hatte man die gothische Móbel der Vater erhalten, und man zeigte die abgenutzte Stickerei, die eine eifrige Ahnfrau lange Zeit vor der Reformation mit eigenen Handen angefertigt hatte. Jedes Zimmer hatte seine eigene Anekdote... Nirgends gewahrte man das Vergessen, das un- dankbare Vergessen. Alles trug den edlen Charak- ter der Dauerhaftigkeit, des Ruhmes, der Dankbar- keit, und die Besitzer erinnerten sich mit Liebe al ler Taten ihrer Vorfahren, und gleichzeitig arbei- teten sie eifrig fur die Nachkommenschaft. Ver- gangenheit und Zukunft besaszen fur sie noch eine unentliche Weite, in welcher sie sich durch ihre Erinnerungen, ihre Empfindungen, ihre Plane und Hoffnungen wohlfuhlten" Verbondenheid met verleden en toekomst spreken duidelijk uit deze aanhaling. Toen de eigenaar van het kasteel Enghuizen bij Hummelo in 1842 een nieuw huis stichtte meende hij een daad voor het nageslacht te hebben gesteld: in een gedenksteen werden niet alleen de namen van de eigenaar en zijn vrouw, maar ook die van architect, rentmees ter en werklieden vermeld. Zo zien wij dat kastelen afgezien nog van histo rische feiten aan een bepaald huis verbonden een uitgesproken herinneringswaarde hebben, waarbij het woord van Charles de Montalambert ons voor de geest komtles longs souvenirs font les grands peuples. Er is echter nog meer, waardoor kastelen tot de be zoeker spreken. De kleur van het verweerde, eeu wen-oude materiaal, de vormgeving van hang- torentjes, de massa's van de hoge daken en van de hoofdtoren, de weerspiegeling van het bouwwerk in de heldere gracht, de park- en tuinaanleg met de boomgroepen en het bos op de achtergronddit zijn alle elementen die tot de beschouwer spreken en die om instandhouding van het monument en van zijn „vatting" vragen. II. Is instandhouding dezer kastelen nodig? Niet alleen om de zo juist reeds genoemde herin neringswaarde men scheurt nu eenmaal geen bladzijde uit een kroniek maar ook om de plaats die het kasteel doorgaans inneemt betekent de verdwijning een wonde in een vaak eeuwen oude aanleg. Het gaat immers niet alleen om het „huis van de Heer", het gaat om een complex, waarvan het Huis het middelpunt is: Huis, grachten, koetshuizen, singels, tuinen, bos en boerenerven, zij vormen te zamen een geheel, dat in zeker verband staat tot het naburige dorp. Er was en is vaak nog een wis selwerking tussen beide. Was het weerbare huis oorspronkelijk de zetel van de rechtspraak, van de militaire weerbaarheid, van de feodale continuïteit, later werd het kasteel de zetel van de landheer, wiens invloed en beteke nis vaak verder reikte dan de kleine gemeenschap waarvan het bewoonde huis nog steeds een levend middelpunt kan en dit ook behoort te zijn. Vergeten wij bovendien niet, dat deze historische bouwwerken kwetsbaar zijn. Door calamiteiten kan hun aantal verminderen in de laatste we reldoorlog zijn er niet minder dan een twaalftal on herstelbaar verwoestbrand kan andere te gronde richten terwijl uitbreiding van hun aantal niet denkbaar is. Bovendien kan men doorgaans elders comfortabeler en goedkoper wonen. Het gaat dus uiteindelijk om een groep monumenten, waar wij zuinig op moeten zijn; wij hebben dan ook waar dering voor de eigenaars die de instandhouding bevorderen en zich hiervoor vaak offers getroosten. III. Waarom wordt die bewoning niet als van ouds voort gezet? In het feodale tijdperk speelden de kastelen een zo danige rol, dat hun bestaan door het toenmalige regiem bevorderd werd, zeker althans mogelijk gemaakt. Sedert dien is er veel veranderd, dat niet bepaald de instandhouding vergemakkelijkt en toch hebben vele eigenaars er naar gestreefd in liefde en zorg voor het goed niet onder te doen bij vorige generaties. Dit streven is te beschouwen als een morele plicht, die de eigenaar zich oplegt, want wettelijk kan men hem geen extra onder houdsplicht opleggen noch liefde voorschrijven. Dit zou ook onredelijk zijn. Bracht vroeger de eis 42

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1953 | | pagina 10