TON KOOT
OP HEEMWACHT
Monumentenzorg op de goede weg
Met intense voldoening hebben velen in den lande,
die zich in ernst bezorgd maken over de zo rijke en
onvervangbare historische schoonheid van steden
cn dorpen, kennis genomen van de mededeling van
de Minister van Onderwijs, Kunsten en Weten
schappen Mr J. Cals om de post Monumentenzorg
op de Begroting voor 1953 te verhogen tot vijf mil-
lioen gulden. Daarbij is de verwachting uitgespro
ken, dat ook in de jaren, die volgen zullen hogere
bedragen dan tot nog toe gebruikelijk was, voor de
zorg van onze monumenten zullen worden uitge
trokken; Heemschut is trots op dit besluit, omdat
de Bond hierin ook een erkenning ziet van zijn ja
renlange strijd om meer aandacht en meer zorg
voor de Nederlandse monumenten. Daarbij wil de
Bond allerminst te kort doen aan de vele medestrij
ders op dit gebied, waarbij niet in het minst ge
dacht wordt aan de landelijke en ook plaatselijke
oudheidkundige verenigingen, in wier kringen,
naar wij vernamen, eveneens grote voldoening
heerst over deze voor de schoonheid van ons land
zo belangrijke beslissing.
Het Algemeen Handelsblad wees in een artikel
„Onvervangbare Waarden" op de betekenis van
de monumentenzorg, waaruit wij de volgende zin
snede nog eens extra belichten: „De grootste moei
lijkheid bij deze onontbeerlijke zorg voor historisch
onvervangbare monumenten bestaat hierin, dat
het particuliere initiatief slechts in bescheiden mate
in staat is door financiële steun bij te springen. De
Tweede Wereldoorlog heeft veel veranderd. Zijn
nasleep van vermindering van de welvaart, alsme
de van torenhoge belastingen, had één noodlottige
nevenconsequentie: het vroeger in ons land zo
bloeiende Maecenaat werd op zichzelf tot een soort
historisch monument. Voor het werk van vereni
gingen als „Hendrick de Keyser", de Bond Heem
schut en de Nederlandse Kastelenstichting hebben
wij de grootste bewondering. Deze verenigingen
trachten door haar waakzame activiteit en propa
ganda onze bevolking ervan te doordringen, dat
het brengen, zelfs van kleine, offers, hier gelijk
staat met burgerplicht. Vaderlandsliefde kan ook
tot uiting komen in eerbied voor onze oude histo
rische pleinen en grachtjes, voor „Breitneriaansc"
pakhuisgevels en statige kastelen. Kortom voor het
schone erfdeel, dat vroeger eeuwen ons hebben
nagelaten."
En dit belangwekkende artikel wordt besloten met
de erkenning: „Door de luister van zijn oude hui
zen, kerken, grachten en pleinen heeft dit land zijn
eigen gezicht. Niet ieder heeft de tijd zich in het le
ven van elke dag te bezinnen op de onvervangbare
waarden, welke in dit waarlijk nationale bezit be
sloten liggen. Wat nodig blijft, is echter het besef,
dat actieve steun aan de instandhouding van on
vervangbare schoonheid binnen de kring der uiter
ste mogelijkheden geboden is."
De Minister heeft tevens bekend gemaakt, dat hij
met betrekking tot het tijdstip voor indiening van
het ontwerp-Monumentenwet nog te optimistisch
is geweest. Hij deelde mede, dat inmiddels overleg
met de daartoe in aanmerking komende kerkge
nootschappen heeft plaats gehad en dat de bereikte
conclusie een nadere bewerking van het ontwerp
nodig hebben gemaakt. De Minister hoopt thans
binnenkort het ontwerp-Monumentenwet te kun
nen indienen.
Wat doet Amsterdam?
De stad Amsterdam met haar bewonderenswaar
dige monumentenbezit heeft uiteraard altijd onze
zeer bijzondere belangstelling. Het verval daarvan
heeft in de laatste jaren in wijde kring bezorgdheid
gewekt. Dat hier van stadswege eveneens een groot
bedrag, n.1. een millioen gulden, voor 1953 is uitge
trokken is alleszins hoopvol. Wij zijn ons echter
zeer bewust, dat niet verwacht behoeft te worden,
dat Amsterdam hiermede in eens uit de misère is,
daarvoor is te veel onrecht gedaan aan de oude
stad. Dan denken wij niet alleen aan het uiterlijk
zichtbare maar vooral ook aan wat men niet direct
ziet, namelijk de vele- en naar wij menen al te ge
makkelijk uitgevoerde- inwendige slopingen.
Onder de leuze „Amsterdam moet toch leven" is te
veel geschied en gebeurt nog te veel wat eigenlijk
een schandvlek is op ons culturele bewustzijn. Zou
den wij dan niet kunnen en mogen leven in een
stad waar het aesthetische kunnen van roemrijke
voorgeslachten de sporen heeft achtergelaten?
Of om duidelijker te zijn, is het juist nodig garages
met haar grote gapende openingen te maken mid
denin een aaneengesloten groep 17de-eeuwse woon
huizen (ie Wereringdwarsstraat 612) of is het
juist nodig het fraaie i8de-eeuwse koopmanshuis
met gave stucplafonds, schoorsteenmantels, gan
gen, enz. uit te hollen voor de uitbreiding van een
1