pens van Zeeland en Dreischor (drie schapen op drie schorren) met in het midden een Justitia. Daar boven de bronzen dorpsklok. Naast het ingangs poortje met het devies „Doet wel en vreest nie mand' hangt de ijzeren standaard-el. Tot kort geleden behielp het gemeentebestuur zich met één kamer. De 'voorkamer herbergde de brandspuit en daarvoor was het rechtse venster vervangen door een plompe deur. Gelukkig is dit 'vandalisme in 1924 weer ongedaan gemaakt. En nu heeft eindelijk, op initiatief van burgemees ter A. H. Vermeulen, ook het inwendige een flinke beurt gehad. Naar tekeningen van de Centrale Dienst voor bouw- en woningtoezicht in Noord- Zeeland en met financiële steun van Rijk en Pro vincie is de voorkamer ingericht tot burgemeesters kamer en raadzaal. Daarbij is op verdienstelijke wijze gestreefd naar aanpassing aan de stijl van de gevel die meteen nog eens goed werd nagekeken. Er zijn moerbinten en kinderbalkjes aangebracht uit hout van de gesloopte kerk van Ouwerkerk en in de hoek zien we een spiltrap uit hetzelfde ma teriaal. Twee paneeldeuren stammen uit Zieriksee en Dreischor. De meubels zijn vervaardigd uit eikenhout van de kerk van Nieuwerkerk en van vloedpalen uit het haventje Beldert. En het aardig ste is, dat dit alles bewerkt is door ambachtslieden uit Dreischor zelf. De koperen kaarsenkroon is een geschenk van de Ambachtsvrouwe. 16 Februari 1952 heeft de Commissaris der Ko ningin in Zeeland het herboren raadhuis ingewijd. Daardoor viel weer eens de aandacht op „het best bewaarde dorp" van Zeeland(Gedeputeerde Staten van Zeeland, 13 Mei 1952). landschap te scheppen, daar waar technische ingre pen de bestaande vegetatie deden verdwijnen. Het lelijke overheerst, ook in ons land, en de schoon heid, dat kwetsbare bezit gaat daartussen schuil; laten we trachten het lelijke op te ruimen, dan wel zo te maskeren dat het schone een betere kans krijgt. ELECTRICITEITOPWEKKING DOOR WINDMOLENS Techniek en heemschut zijn over het algemeen geen goede vrienden, en maar al te vaak moet de heemschutter met een argwanend oog de vorde ringen van de techniek bezien. Des te meer is het verblijdend, dat nu ook eens de techniek de doel einden van Heemschut bevordert, zij het ook no- lens volens, en met eigen bedoelingen. Dit ge schiedt nu de technische vooruitgang onver wachts tot ons verdriet steeds meer verdwijnende windmolens een onverwachte steun is gaan geven, door ze in dienst te stellen van de electriciteitsvoor- ziening van ons land. Het was de electrotechnicus Jac. K. Zierfuss, die in 1947 bij de Vereniging „de Hollandsche Molen" het denkbeeld propageerde, molens zo in te richten dat bij zwakke wind een electromotor voor de drijf kracht van de molen zorgt, deze bij toenemende wind steeds meer door de wieken wordt overgeno men, terwijl bij zeer sterke wind een surplus aan energie van de wieken in electrische energie kan worden omgezet. Het bestuur van „de Hollandsche Molen" vond dit denkbeeld zo belangrijk, dat zij een commissie in stelde onder voorzitterschap van zijn onder-voor zitter Ir F. Stokhuyzen, adj.-directeur van de Stede lijke Fabrieken van Gas en Electriciteit te Leiden, om dit denkbeeld aan één molen te toetsen. De keuze viel hierbij op de Benthuizer molen in de ge meente Hazerswoude, die na een brand in 1928 door de molenbouwer A. J. Dekker reeds van mo derne wieken en een electrische hulpaandrijving voorzien was. Deze commissie vond steun bij haar werk van de Nijverheidsorganisatie T.N.O. en het bestuur van de Benthuizer polders. Het resultaat van hun over enkele jaren lopend onderzoek was, dat de molen aan de wind een hoeveelheid elec trische energie kon ontlenen, die op minstens 34.000 kWh kan worden geschat, wat door enkele kleine verbeteringen opgevoerd zou kunnen worden tot een 50.000 kWh per jaar, wat per jaar weer een be sparing zou geven van een 18 ton kolen off 1000. per molen per jaar. Door deze vinding krijgt de economische betekenis van onze windmolens een geheel nieuw aspect, wat hun in hun „strijd om het bestaan" zeker ten goede komen zal. Het is de wens van alle Heemschutters, dat hierdoor een eind zal kunnen komen aan het voortdurende verdwijnen van deze voor ons land zo karakteristieke en in ons landschap zo schilder achtige bouwsels. Voor wie zich nader voor de technische bijzonder heden van deze constructie interesseert, mogen wij verwijzen naar een door „de Hollandsche Molen" tezamen met de Nijverheidsorganisatie T.N.O. uitgegeven brochure: „Rapport omtrent de proefnemingen in de Benthuizer Molen betreffende tandembedrijf en electriciteitsopwekking", waarin aan de hand van constructietekeningen en verschil lende technische gegevens een en ander nader toe gelicht wordt. J. A. B. de H. 97 Vervolg van pag. go

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1952 | | pagina 25