A. L. Broer
VOOR DRIE MILLIOEN NATUURSCHOON
EEN NAVOLGENSWAARDIG VOORBEELD
Wie rondwandelt over een wijd heidevlak, een
prachtig bos, langs een oud grachtje, moet vaak het
gevoel hebbenhoe lang nog?
Wanneer zullen de ontginners, de houthakkers, de
slopers, de dempers komen? Hoe ontzaglijk veel is
er de laatste eeuw ook nog de laatste kwart
eeuw verloren gegaan? Nodig soms, maar ook vaak
onnodig.
Het Gooi moest wel een der meest bedreigde ge
bieden worden. Vlak bij Amsterdam gelegen en bij
Utrecht. Gemakkelijk door frequente trein- en bus
verbindingen met deze twee grote steden en met
verder Nederland verbonden. Aantrekkelijk als
woonplaatsnatuurgebied dicht bij cultuurcentra.
Wat zou hier overblijven wanneer een begonnen
ontwikkeling zich met steeds rasser schreden zou
voortzetten? Er zou van oorspronkelijke natuur
bitter weinig overblijven. Andere gevaren dreigden
hier dan in Drenthe en Brabant. Van ontginning
der Gooise heiden was geen sprake. Daarover is ver
moedelijk nooit een serieus woord gesproken. Maar
wel was het voor velen aantrekkelijk het bosgebied
steeds meer tot bouwterrein te verkavelen zoals te
Hilversum met Trompenberg, Hoogt van Kruis, en
de rand van het Spanderswoud gebeurde; wel tast
te de bebouwde kom van Bussum en Hilversum de
heide steeds meer aan. De Gooise dorpen groeiden
steeds dichter naar elkaar toe, tussen Laren en Bla-
ricum, Naarden en Bussum is allang geen reële
grens meer te trekken, wie aan de Hilversumse hei
derand stond zag Bussum steeds dichterbij komen
en omgekeerd. Velen zagen in dat deze ontwikke
ling steeds meer fataal dreigde te worden. Het
Gooi een groot villapark, stukken daarvan vol aan
eengesloten bebouwing van middenstands- en ar
beidersbuurten, daar ging het steeds meer naar
toe. Wie zou deze ontwikkeling stuiten, zodat het
Gooi juist ook als oord van veelzijdig natuurschoon
behouden zou blijven? Klaagzangen werden ge
noeg aangeheven als door Henri Polak, bijvoor
beeld in het eerste nummer van ,,De Wandelaar"
en elders. Maar hier moesten daden geschieden,
grote en grootse daden
Alleen een zeer forse ingreep, een radicale aanpak
kon nog redding brengen. Dit geschiedde 20 jaar
geleden, in 1932. De corporatie der Erfgooiers,
Stad en Land van Gooiland, bezat, behalve een
1300 h.a. weidegronden, de meenten aan de IJsel-
meeroever en aan de Oostkant van het Naarder-
meer, de grote heidevelden tussen Hilversum, Bus
sum en Laren en tussen Blaricum en Huizen. Zij
was bereid deze te verkopen. Aanvankelijke plan
nen mislukten, tot in 1932 de Stichting Goois Na
tuurreservaat er in slaagde deze heidevelden, prac-
tisch alle Gooise heiden en een deel van aan
grenzende bossen, te kopen voor drie millioen gul
den. Amsterdam droeg de helft bij, de provincie
Noordholland gaf vijf ton, de Gooise gemeenten
samen een millioen. De toenmalige commissaris der
Koningin in Noordholland, Jhr. Mr. A. Roell, groot
natuurliefhebber, was een belangrijke steunkracht.
Mr. P. G. van Tienhoven van Natuurmonumenten,
de burgemeesters van Amsterdam en Bussum uit die
dagen, Dr. Willem de Vlugt en H. de Bordes mo
gen, naast anderen, ook met ere worden genoemd.
Het Gooi is hiermede andere landstreken verre de
baas. Hier werd een inderdaad grootse daad ver
richt, een zeer navolgenswaardig voorbeeld gege
ven, dat waard is telkens weer met grote nadruk
en warme dankbaarheid te worden gememoreerd.
„Wij Kennemerlanders," schreef een Haarlemmer,
„benijden de streek waar zoiets mogelijk is; waar
men verplicht wordt natuurschoon ten eeuwigen
dage ongerept te laten. Hoe zal dat in het dichtbe
volkte Kennemerland gaan?" Weineen, er is daar
en elders in deze twee laatste decennia ook wel iets
gebeurd, maar toch nergens op zó grote schaal. Wij
Gooibewoners zijn blij met ons „reservaat"; het
geeft ons een rustig gevoel wanneer we door deze
schone gebieden zwerven dat dit, voorzover in
mensenhanden, hier zo zal blijven liggen en staan
tot in lengte van jaren, van eeuwen.
Wij richtten een vereniging van „Vrienden van het
Gooireservaat" op, die de liefde voor en de be
scherming van deze gebieden, die toch door ver
ontreiniging etc. nog wel op kleine schaal geschon
den kunnen worden, wil bevorderen en waarvan
elk weldenkend vriend van het Gooi lid dient te
zijn.
Wie meent dat het Gooi zijn rust verloren heeft, is
niet op de hoogte. Natuurlijk, op mooie zomerse
Zondagen klitten langs de Rijksweg honderden bij
een, dan is het druk in het Crailoose bad, op Anna's
Hoeve en dichtbij het Gooi in de landelijke herberg
van de Vuurse. Maar op de gewone dag en op an
dere plaatsen is rustige, wijde en intieme natuur-
pracht volop te vinden, dank zij mede twintig jaren
Gooireservaat"
88