Heemschut. In tegenstelling tot bijvoorbeeld het verkeer, waarbij tal van materiële en veelal per soonlijke belangen in het geding zijn en waarbij dus tal van instellingen of personen een directe rol spe len, vertegenwoordigt Heemschut een ideëel en algemeen belang, waarbij de schoonheid van stad en dorp uitgangspunt en de maatstaf zijn. Aange zien voor het begrip schoonheid een zekere eruditie vereist wordt, welke boven het gemiddelde uitgaat en de neiging, niet het minst in ons land, leeft, het materiële boven het ideële te stellen, is de strijd zwaar en moet Heemschut zich bijzonder scherp en schrap zetten. Dan is het wel zeer onredelijk Heem schut van onverantwoorde eenzijdigheid te be schuldigen. Integendeel, deze eenzijdigheid is zeer redelijk en zeer verantwoord. Wie nu eens niet theoretiseert, maar zich met beide benen op de grond plaatst en rondziet, kan constateren, wat die talloze slopingen, dempingen, doorbraken, en voor al wat de ongebreidelde nieuwe bouw in de oude stadskernen tot nog toe bereikt hebben. Men kan dan alleen maar betreuren, dat niet veel meer lichamen met veel meer kracht zich geweerd hebben om minder te slechten en meer beter te la ten harmoniëren. Zijn onze tegenstanders dan vol slagen blind, of zien zij alleen maar de luchtspiege ling van hun tekenplannen, veronachtzamend de vele teleurstellende resultaten, welke rondom in de oude stadskernen te zien zijn? Wie voorbeelden wenst, zij verwezen naar de 29 jaargangen van Heemschut en de 73 delen uit de Heemschutserie. Als volgend bezwaar en daar wil ik het bij laten noemt de briefschrijver, dat Heemschut „alleen maar kan adresseren". Het doet ons genoegen, dat wij dat blijkbaar kunnen, maar het venijn zit in dat „alleen maar". Het komt ons voor, dat het als een verdienste beschouwd moet worden, dat de Bond Heemschut, gebruik makend van het recht, dat een democratisch geregeerde staat biedt, in dit opzicht als tolk optreedt van een deel der bevolking. Dat het dit „alleen maar" doet, is een uitlating van de briefschrijver, welke niet getuigt van zijn wil om het werk van de Bond Heemschut serieus onder de Ioupe te nemen. Had hij dat wel gedaan, dan kon hij toch beter weten. Herinnert hij zich niet de ontsierende reclames in het begin dezer eeuw? En de actie van Heemschut daartegen, waaruit de provinciale reclameverorde ningen en de stedelijke politieverordeningen zijn gevolgd, waarvan de eerste door Heemschut zijn opgesteld? Heeft hij nooit gehoord van Heemschut's adviesbureau dat zelfs tot 500 adviezen per jaar verstrekte om bij bouwontwerpen van raad te die nen? Weet hij niet meer, dat de eerste welstands bepalingen door Heemschut ontworpen zijn en dat de stoot tot de welstands- en schoonheidscommis sies door de Bond is gegeven? Beseft hij wel, dat Heemschut pas met dit deel van zijn taak ophield, toen de overheid zelf bereid bleek haar over te ne men? Heeft hij wel enig idee van Heemschut's aan deel in de strijd tegen de onaesthetische transfor matorhuisjes, tegen de niets ontziende beeknorma lisatie, de afschuwelijke zomerhuisjes, tegen het ge bruik van beken als lozing van afvalwater, tegen de lintbebouwing, vóór verantwoorde beplanting, enz. En die strijd bestond waarlijk niet alleen uit adres seren. Integendeel, talloze instructieve voorstellen zijn gedaan, in onnoemlijk veel commissies is zitting genomen door onze Heemschutleden. Zelf stelde Heemschut achtereenvolgens in: een Commissie: „De Weg in het Landschap", elf provinciale com missies „Stad en Dorp" en een Commissie „Heem schut en de Jeugd", welke alle nog actief zijn en haar opbouwend werk verrichten. Heeft de brief schrijver nooit gehoord van de Heemschutserie, waarin 73 delen verschenen in enige honderddui zenden exemplaren, welke het Nederlandse volk een inzicht geven in de schoonheid van stad en land? Om niet te spreken van het orgaan Heem schut, dat met dit nummer zijn 29ste jaargang af sluit en van de standaardwerken, welke in de Heemschutbibliotheek verschenen. Neen, dit laatste bezwaar is zeker niet gelukkig ge kozen, dit temeer niet, omdat het de schijn op hem laadt het werk van de Bond te willen ridiculiseren, een bedoeling welke wij de briefschrijver allerminst willen toekennen. De Lessep's uiting, dat onze tegenstanders dikwijls onze beste helpers zijn, zou bewaarheid kunnen worden in dit speciale geval, indien dit antwoord een verduidelijking zou kunnen zijn voor de be zwaren, welke ook anderen tegen het werk van Heemschut koesteren. In dat licht gezien kunnen wij voor het neerschrijven dezer bezwaren slechts dankbaar zijn. WIE DE SCHOEN PAST Aan de ingang van het stadspark te Essen staat een tekst, welke vertaald luidt: Verstandige mensen plukken geen bloemen, aan anderen is het verboden" OPROEP De secretaris van onze commissie W. I. L. mist de oudere jaargangen van ons orgaan. Wie kan hem helpen aan de complete jaargangen 1 tot en met 18? Aanbiedingen aan A. G. M. Boost, Parkstraat 18-20, 's-Gravenhage. 87

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1952 | | pagina 15