gedoeld op de bocht in de Broederenstraat,-die, evenals de daarmee corresponderende er tegenover gelegen bocht in de Polstraat, een der afgeronde hoeken van het vierkant gevormd moet hebben. De plaatselijke verbreding in de buitenbocht van de Polstraat kan dan op een vroegere stadspoort duiden. Ook vormt de bajonet in de Spijkerboor- steeg een motief om hier de noordgrens van het vierkant te zien, en evenzeer de aanwezigheid van de Penninckshoek, een onregelmatige bijruimte aan de westelijke Brinkwand. Na de voltooiing kreeg deze kern een vrij regel matig in twee richtingen ingedeelde ovale hoofd vorm van ongeveer 450 bij 650 meter. In het oudste deel lopen twee hoofdstraten Noord-Zuid; in het Noordenbergkwartier lopen ze in Oost-Westelijke richting. In beide delen lopen stegen en kleinere straten in de andere richting, met soms nauwelijks opvallende bajonetten bij de hoofdstraten onder broken. Wij noemden al de ongeveer 6 tot 8 meter boven de omgeving uitstekende heuvel, waarop de Bergkerk het tweede centrum der stad geworden is. Deze tweede kern is tot op heden in belangrijke mate ondergeschikt aan de eerstgenoemde. Het Berg- kwartier is op een enkele uitzondering na een wijk van kleine neringen en pakhuisjes. Door de wat afzijdige ligging is het dit stadsdeel blijkbaar min der voor de wind gegaan, en verscheidene panden in deze wijk, die ook door bombardementen vrij zwaar is getroffen, verkeren in een deplorabele toestand. Toch vinden we in deze wijk enige be langrijke woonpanden, terwijl ook de „Munt", hoewel dicht bij de Brink gelegen, op een zekere belangrijkheid van dit stadsdeel wijst. Jammer is, dat in later tijd in deze wijk een grote fabriek is gebouwd, die zich nog steeds ten koste van de om geving uitbreidt, en in deze omgeving, tegenover de Bergkerk, een hinderlijk storend element vormt. De oorsprong van deze tweede stadskern is niet duidelijk. De Bergkerk dateert uit de 12de eeuw, maar of we in nog vroeger tijd bijvoorbeeld met een Saksische nederzetting naast de Frankische portus te maken hebben, lijkt niet zeker te zeggen. Toen de beide kernen tot één stad werden samenge voegd, werd de ruimte tussen beide in, de Brink, de hoofdruimte der stad. Deze grote ruimte, beheerst door de Waag, is ontstaan als de markt- en handels plaats, en zij heeft deze functie steeds behouden. De op het eerste gezicht wat wonderlijke vorm van dit marktplein wordt duidelijk, wanneer we het zien als de overschotsruimte tussen de twee kernen. De hoofdruimte ligt gebogen langs de buitenrand van de hoofdkern, met de reeds genoemde Pennincks hoek. De buitenwand van het plein volgt dit be loop met een paar grote sprongen, waardoor aan de overzijde van de Penninckshoek een tweede bij ruimte ontstaat. Hoewel men het plein vrijwel nergens geheel kan overzien, en men daardoor de indruk heeft zich eerder in een verkeersruimte dan op de hoofdverblijfsruimte der stad te bevinden, is de „dynamische" ruimtewerking van dit plein zeer bijzonder de moeite waard. Niet alleen levert de gebogen hoofdvorm enige verrassende perspec tieven op, maar ook zijn de afmetingen van de ruimte zelf groot, ongeveer 50 bij 170 meter, terwijl de indruk nog versterkt wordt, wanneer men het plein betreedt van een der nauwe toegangsstraten uit. De bebouwing aan de Brink is, evenals die aan de andere pleinen, lang niet geheel gaaf bewaard gebleven, en zeker niet alle nieuwe panden zijn architectonisch waardevol, doch de bebouwing vormt een behoorlijk aaneensluitend geheel, waar in storende dissonanten ontbreken. De ruimte werking wordt vrij sterk verstoord door een weinig fraaie en niet gelukkig geplaatste fontein uit 1898. Ook is de wijze waarop het ver keer over het plein wordt geleid, ruimtelijk niet zeer bevredigend, daar de spoelvormig gebogen grote vluchtheuvels niet passen bij de hoofdvorm der ruimte, en de verkeersbanen de markante hoe ken van het plein te zeer negeren. Jammer voor de ruimtewerking is ook, dat het grote middenterrein te bol is gelegd. In zekere zin zijn enkele dezer moeilijkheden analoog aan die van de Delftse Markt, waarover enige tijd terug in Heemschut werd geschreven. Ook in Deventer reed ieder vroe ger naar behoefte over het plein heen, al waren de twee voor de hand liggende hoofdverbindingen in de keibestrating aangegeven. Het is hier echter wel zeer moeilijk een pleinindeling te maken, die zowel voor het verkeer als ook ruimtelijk bevredi gend is. Terugkerend naar het oude stadsplan, merken we nog op, dat daarin geen doorgaande wegen van enig belang voorkomen. Deventer was geen door gangsplaats voor handelsverkeer, maar eindpunt: markt-, stapel- en overslagplaats. De wegen leiden dan ook naar het markt- en handelscentrum. De rivieroyergang lag voor 1500 benoorden de stad, en daarna tot voor kort tegenover de Grote Kerk in het centrum. Intussen was oudtijds aan deze zijde der stad het verkeer op de IJssel veel be langrijker dan het landverkeer; de overzijde be hoorde nauwelijks tot het achterland of de in vloedssfeer van Deventer. De nieuwe vaste verkeersbrug ligt weer naast de oude kern, ditmaal aan de Zuidzijde. Een dergelijke hoog gelegen brug moet uiteraard wel naast de 'binnenstad terecht komen. Het doorgaande ver keer, dat intussen juist wel van groot belang ge- 34

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1952 | | pagina 18