MONUMENTENZORG TE AMSTERDAM
De Bond Heemschut heeft herhaaldelijk gewezen
op de ontoereikendheid van de middelen, waar
mede de gemeente Amsterdam meent de schoon
heid van de binnenstad te kunnen bewaren. Deze
strijd heeft, hoewel in nauwe samenwerking met
een drietal andere verenigingen gevoerd, nog onvol
doende resultaat opgeleverd. Integendeel, de ge
varen die Amsterdams schoonheid bedreigen,
schijnen toe te nemen
Dit was voor de vier samenwerkende verenigingen
aanleiding, zich met onderstaande brief tot j het
College van Burgemeester en Wethouders te rich
ten, teneinde opnieuw hun standpunt uiteen te zet
ten en te verduidelijken.
Amsterdam, 10 Januari 1952
Aan het College van Burgemeester
en Wethouders van
Amsterdam.
Het Bestuur van de Bond Heemschut, het Bestuur
van het Koninklijk Oudheidkundig Genootschap,
het Bestuur van het Genootschap Amstelodamum
en het Bestuur van de Vereniging Hendrick de
Keyser veroorloven zich met het volgende tot lUw
College te wenden.
Onze Besturen zijn in 1949 door Uw College in de
gelegenheid gesteld, gemeenschappelijk een [ver
tegenwoordiger voor te dragen in de Commissie
voor de Oude Stad. Zij hoopten, dat daardoor in
vloed uitgeoefend zou kunnen worden op de ge
dragslijn ten opzichte van de Amsterdamse monu
menten, ja, ten opzichte van het monument, dat de
gehele binnenstad van Amsterdam uitmaakt. He
laas hebben de feiten uitgewezen, dat de zorg voor
het Amsterdamse stadsschoon zich in dezelfde ba
nen blijft voortbewegen, waardoor de bezwaren
van onze verenigingen, en de zorg, die daarmede
samenhangt, nog zijn toegenomen. Het systeem
van de monumentenzorg te Amsterdam is geba
seerd op het enkele pand, opgenomen op een lijst.
Een dergelijke methode is hier onbevredigend. Het
Amsterdamse stadsbeeld, dat niet alleen het
schoonste en rijkste stadsbeeld van Nederland is,
doch tevens een van de allerschoonste ter wereld,
ontleent zijn schoonheid niet aan het, in verhou
ding tot de overige panden geringe aantal kunst
historisch belangrijke percelen, welke op de mbnu-
mentenlijsten voorkomen. De schoonheid van het
stadsbeeld wordt bepaald door het geheel van alle
gevels en panden, door hun kleur, hun eigen ver
houdingen en hun samenspel in straatwand en
grachtenbeeld, tenslotte door de straat- en gracht
profielen, hun bestrating en beplanting. Het be
schermen van de merkwaardige panden alléén kan
slechts tengevolge hebben, dat het stadsbeeld op
den duur wordt „uitgehold" en ondermijnd, dat
slechts enkele percelen zullen overblijven in een
omgeving, die noch door vorm, noch door verhou
ding en indeling daarbij past, of de zo bijzondere
stemming en schoonheid van het Amsterdamse
stadsbeeld heeft bewaard.
Het werk van de huidige Commissie voor de Oude
Stad moet, gezien de wapens die haar zijn toege
kend, ten hoogste gewaardeerd worden. Echter kan
de betrekkelijke machteloosheid, waartoe het voor
naamste instrument van de stedelijke. Monumen
tenzorg gedoemd is, niet gehandhaafd blijven.
Thans bestaat slechts de mogelijkheid, negatieve,
remmende invloed op de ontwikkeling van de bin
nenstad uit te oefenen, door het al of niet verlenen
van sloopvergunningen, en door het wijzigen en
bijschaven van ontwerpen voor nieuwe gebouwen.
Dit is, het zij hier herhaald, tenenenmale onvol
doende.
Het karakter en de structuur van onze binnenstad
worden niet bepaald door de gevels van oude en
nieuwe gebouwen alleen, maar ook door hun ge
bruik, door het verkeer, door sanering en woning
vernieuwing, kortom door een oneindig aantal fac
toren, waarop de Commissie voor de Oude Stad
niet alleen geen enkele invloed heeft, maar waar
van zij zich zelfs geen 'overzicht heeft kunnen vor
men.
Het komt ons dan ook noodzakelijk voor, een spe
ciale Dienst, onafhankelijk van de bestaande Ge
meentelijke Diensten tot stand te brengen, die het
aspect van de Monumentenzorg kan bestuderen
ten aanzien van de gehele binnenstad, en die de be
staande situatie in zijn totaliteit kan beoordelen. De
ze dienst zal nimmer kunnen derogeren aan de
kracht en de invloed van andere gemeentelijke or
ganen, doch zal wel noodzakelijkerwijze zijn stem
moeten laten horen bij de totstandkoming van alle
plannen voor de Amsterdamse binnenstad, opdat
de Monumentenzorg daarbij niet in het gedrang
komt. De huidige diensten missen zowel de oriën
tering als de middelen, welke een werkelijke be
studering van de problemen der Monumentenzorg
en het leveren van bijdragen tot een gezonde en le
venskrachtige oplossing daarvan mogelijk maken.
Waar de betrokken problemen in hun totaliteit
voor de binnenstad nog nimmer bestudeerd zijn','
treft het onze verenigingen met grote zorg, dat er
thans plannen bestaan, een vrij grote categorie van
monumenten, zgn. tweede-rangs-monumenten, als
15