gering: de bejaarde eigenaar was niet meer in staat
met de wind te malen.
Alleen in de hongerwinter heeft de molen dienst
gedaan, omdat de stroom was uitgevallen.
Toen ging het verval snel. Thans is het hekwerk al
van de wieken genomen.
En toch laat men het er niet bij. Gemeente, Rijk,
en Hollandse Molen willen opnieuw een poging
wagen deze molen te herstellen. Het ziet er boven
dien naar uit, dat er in de toekomst een zekere ga
rantie zal zijn, die het regelmatig gebruik van de
windkracht waarborgt. De Gemeenteraad heeft
namelijk tot aankoop van de molen besloten!
De molen is dus gered, mits het geld voor her
stel er komt. Alle bijdragen zijn welkom. Wij wek
ken onze leden dan ook gaarne op, hun steun aan
deze zaak te verlenen. U kunt gireren op postgiro
rekening ij 52 95 ten name van. de Gemeente-
Ontvanger van Dordrecht, onder vermelding van
„bijdrage herstel Kyck over den Dyck".
RECTIFICATIE
In mijn artikel over Goes is een onjuiste opmerking
opgenomen: de gewraakte „tegels" blijken plaatjes
kalksteen te zijn (St. Pierre de Egle, een groeve bij
Soissons). Waarvan acte met excuses.
Blijft het betreurenswaardige feit, dat deze helder
gele steen in het kleuren-gamma van het Raadhuis
niet past, en er lelijk uitspringt.
Dat het materiaal natuursteen is, die zelfs bij res
tauraties van monumenten wordt gebruikt, doet
niets af aan het feit, dat het aan dit monument
uit den boze is. De steen schijnt bovendien regel
matig schoongehouden te moeten worden, daar hij
voor buitenwerk niet geschikt is (wèl voor binnen
werk). Drie maanden na de oprichting van het mo
nument was de steen reeds groen
ONTVANGEN BOEKEN
14
Het hart van mijn stad door Fred. Thomas
Fred. Thomas, de Amsterdamse journalist en schrijver o.m.
van „Amsterdam, Stad van mijn hart", heeft een allergenoeg
lijkste brochure geschreven over het Begijnhof te Amster
dam en die heel geestig genoemd: Het hart van mijn stad.
Fred. Thomas, onze beste stemmingsschrijver van Amster
dam, heeft op de hem eigen en innemende manier de charme
van het Begijnhof beschreven, waarbij C. A. M. Thole schet
sen maakte. Aardig is, dat hij memoreert, hoe ons bestuurslid
J. R. Koning zijn ideeen over de beplanting van het v.m.
bleekveld, in samenwerking met de Deken van Amsterdam
heeft verwezenlijkt.
De brochure werd uitgegeven door de Drukkerij 't Kasteel
van Aemstel.
T. K.
Overijssel, Jaarboek voor cultuur en historie, Erven J. J.
Tijl, Zwolle/5.90.
De jaargang 1952 van het Jaarboek Overijssel is opnieuw
een bespreking waard. Vele bijdragen, op litterair gebied
voornamelijk, kunnen in dit tijdschrift niet besproken wor
den, wèl de voortreffelijke bijdragen op het terrein der volks
kunde: De klederdracht in Salland en Boerendansreveil in
Twente. Bijzondere vermelding verdient een boeiend artikel
van H. Braber: Het Luxe Gerij in Overijssel. Men komt, bij
het lezen van de tekst en het bezien van de vele illustraties
onder de indruk van de schoonheid, die zich vroeger langs
onze wegen voortbewoog, en beseft smartelijk, hoeveel onze
voertuigen, glimmende, nikkelen torren, moeten missen aan
sierlijkheid en aan verzorgd détailfamiliewapens en kaars
lantarens aan de rijtuigen, toepasselijk beslag aan het tuig,
en de livreien van koetsier en palfrenier tenslotte. Wie wordt
niet bekoord door dat aardige wagentje van Rutger Jan
Schimmelpenninck, thans in het Rijksmuseum Twenthe te
Enschede?
Bij vorige gelegenheden schreven wij reeds, hoe dit jaarboek
indruk maakt, niet door een met nadruk beleden regionalis
me, maar door de overtuigende wijze, waarop uitingen van
een gewestelijke cultuur worden gebundeld en bijeen gezet.
Het jaarboek bewijst, dat Overijssel er is, en er ook zijn mag
wanneer het gaat om gewestelijke culturele activiteit. Een
verdienstelijke uitgave.
C. F. J.