W. F. A. M. G e rr e s e
VIJF EN TWINTIG JAAR TOEZICHT OP DE
BUITENRECLAME TE AMSTERDAM
Amsterdam is een wereld op zichzelf, een eenheid
van zelfstandige, eigen gegroeide schoonheid met
een eigen karakter; zij is met geen enkele andere
stad ter wereld te vergelijken, tenzij misschien met
Gothenburg, waarvan de Nederlandse bouwers im
mers onze hoofdstad tot voorbeeld hebben gekozen.
Daarom is het ook, dat elk grachtenhuis, dat is ver
knoeid of afgebroken ons aan het hart gaat. Ook
een ontsierende reclame doet ons wrevelig worden,
omdat de „sfeer" van Amsterdam daardoor wordt
bedorven.
Het stadsbeeld moet daarom krachtig beschermd
worden tegen de vrijmoedigheid van enkelingen,
die all e anderen naar hun pijpen willen laten dansen.
Die anderen kunnen zich aan die reclame-orgie niet
onttrekken, dan met overheidshulp.
Het was daarom verblijdend dat het lid van de
Gemeenteraad van Amsterdam de heer Van de
Bergh, op 20 Juli 1926, op grond van artikel 16
yan het reglement van orde, de volgende vragen
tot het college van Burgemeester en Wethouders
richtte
ie. Zijn Burgemeester en Wethouders bereid, me
de te delen waarom ondanks het bestaan van arti
kel 41 der Algemene Politieverordening vele der
fraaiste en schilderachtigste punten der stad nog
steeds (hier en daar zelfs in toenemende mate),
door reclames worden ontsierd?
2e. Zijn Burgemeester en Wethouders bereid in
het algemeen mededelingen te doen van hetgeen
door hen is verricht, ter uitvoering van artikel 41
der Algemene Politieverordening?
In het kort geven wij U het antwoord van Burge
meester en Wethouders weer;
a) tengevolge van het feit dat er bij hen, die bij de
uitvoering moeten samenwerken geen eenstemmig
heid bleek te bestaan over de beantwoording van
de vraag, of ten aanzien van reclames al dan niet
schoonheidseisen mochten worden gesteld heeft de
uitvoering van art. 41 der Algemene Politieverorde
ning tot dusver moeilijkheden opgeleverd;
b) ernstige overwegingen der verschillende me
ningen hebben er tenslotte toe geleid de stelling te
aanvaarden, dat het aanbrengen van reclames, die
voor het stadsbeeld ontoelaatbaar zijn, moeten wor
den verwijderd of geweerd;
c) de eigenaren der desbetreffende percelen waar
op of waartegen de reclames zich bevinden zijn
door de Directeur van het Gem. Bouw- en Woning
toezicht opgeroepen, ten einde bij minnelijk over
leg te geraken tot verwijdering der ontsierende
reclames
d) mocht dit overleg niet de gewenste uitslag op
leveren, dan zullen wij niet aarzelen, aan bedoelde
ontsieringen met de ons ten dienste staande midde
len een einde te maken.
Bij besluit van Burgemeester en Wethouders op 6
Augustus 1926 is het Gem. Bouw- en Woningtoe
zicht aangewezen als het orgaan, hetwelk is belast
met de uitvoering van de artikelen 41 en 42 dei-
toen geldende Algemene Politieverordening en
met de voorbereiding van de daartoe te treffen
maatregelen.
Op 2 September van bovengenoemd jaar besluit
hetzelfde College nader te bepalen, dat in afwach
ting van de reorganisatie der Schoonheidscommis
sie het adviseren omtrent de aesthetische toelaat
baarheid van reclames zal geschieden door de
dienst van het Gemeentelijk Bouw- en Woningtoe
zicht.
En nu - 25 jaar later - is nog steeds bovengenoemde Dienst
de instantie welke Burgemeester en Wethouders in deze
moeilijke materie adviseert.
Het was de toenmalige Directeur van het Gem.
Bouw- en Woningtoezicht (19201943) Ir. M. E.
H. Tjaden die bij de beoordeling van een reclame
zich de vraag stelde: kan dit plan de schoonheid
van Amsterdam bederven? Zo ja, dan moet het ge
wijzigd worden, zo neen, dan valt er verder over te
praten (Alg. Handelsblad van 19-12-1937).
Het stadsschoon staat voorop! Geen reclame-ont
werp, hoe fraai het op zichzelf moge zijn, kan ge
nade vinden als het karakter van Amsterdam wordt
bedorven. Om dat te beoordelen moet men de stad
uitstekend kennen, moet men vergroeid zijn met de
ondefinieerbare elementen die dat karakter bepa
len. Zulk een kennis kan niet aangeleerd worden,
men bezit haar toevallig of men bezit haar niet.
Het was ook de heer Tjaden, die omstreeks 1930
aan Burgemeester en Wethouders het voorstel deed
de lichtreclames aan de hoofdgrachten te verwijde
ren ten einde de serene rust in de avond te bewaren
de 60.000 verkiezings- en andere oude reclame bil
jetten links en rechts in de stad aanwezig deed ver
wijderen, de reclame-campagne voor en tijdens dc
verkiezingen in geordende banen bracht (borden
tegen de brugleuningen) enz.
Laten wij in dit jubileumjaar de wens naar voren
brengen, dat degenen, die nu en later belast zijn met
99
Slot op pag. 105)