K. Boonenburg
IETS OVER MOLENBESCHERMING IN FINLAND
In het algemeen kan worden gezegd, dat wij in
Nederland omtrent de stand van het windmolen-
vraagstuk in Scandinavië wel enigszins zijn inge
licht. Het is bekend, dat, hoewel vooral in Zweden
de kracht van het vallende of stromende water in
de eerste plaats wordt benut, en wel in de water
radmolens, toch ook van de windkracht op vele
plaatsen een dankbaar gebruik werd en wordt ge
maakt. De Nederlanders hebben hun invloed in de
Scandinavische gebieden sedert de Hanzetijd zeer
sterk doen toenemen en het staat wel vast, dat zij
ook de windmolens in deze landen hebben geïntro
duceerd en vervolmaakt. Heden ten dage zijn zo
wel in Denemarken als in Zweden nog vele oude
wiekendragers intact gebleven en vaak zelfs nog in
het productieproces betrokken. Het oude type van
de houten standaardmolen, zowel als de meestal
uit baksteen gebouwde bovenkruier (Hollander),
vaak voorzien van een fraaie puntkap, komen in
deze landen nog vrij veel voor, bijna uitsluitend
als korenmolens. Ook op de eilanden, als Born-
holm, öland, Gotland, komen nog velerlei typen
korenmolens voor, meestal van vrij geringe afme
tingen. In Noorwegen hebben inderdaad houten
standaardmolens gestaan, nl. in het Zuiden van
het land, doch deze zijn blijkens inlichtingen van
de Noorse Legatie blijkbaar allé het slachtoffer ge
worden van de motorische aandrijvingskracht.
Hoewel er geen literatuur op het gebied van de
windmolens in de drie genoemde landen bestaat,
is het toch wel mogelijk om aan de hand van de
beschikbaar zijnde, min of meer incidentele en
toevallige gegevens een enigszins volledig beeld te
vormen van de situatie.
Zeer merkwaardig is wel, dat omtrent de wind
molens in Finland vrijwel niets bekend is. Dit is
ongetwijfeld ten dele te verklaren uit het feit dat
de Finse taal door weinig Europeanen wordt ge
sproken of verstaan. Het is daarom verheugend dat
hier thans het een en ander kan worden gezegd
met betrekking tot een zeer interessant molen be-
schermingsgeval, dat onlangs in artikelvorm werd
gepubliceerd in het tijdschrift „Kotiseutu" (Talon-
poikais Kulttuurisaatio)Het- artikel is voorzien
van een viertal interessante foto's van verschillende
Finse molentypen. De inhoud ervan komt onge
veer op het volgende neer.
Er bestaat in Finland een vereniging, welke zich
bezighoudt met de bestudering van de oude boe-
rencultuur. Zij ijvert er tevens voor om dè weinige
windmolens, welke in het land nog zijn, in stand
te houden en te beschermen. In de onmiddellijke
nabijheid van de stad Uudenkaupungin op de
Westkust bevindt zich een zgn. Molenheuvel, wel
ke het beste beschouwd kan worden als een groot
openluchtmuseum voor windmolens. Dit museum,
als men het zo noemen mag, is geheel het werk van
een enkel persoon, nl. de heer J. G. Nordstrom. In
het jaar 1818 stonden op deze heuvel zes zgn. rug
zak- of teenmolens, zo genoemd naar hun vreemd
soortig model, welke nog bijna dagelijks in gebruik
waren. Dit type komt overeen met onze standaard
molen, met dien verstande, dat de wieken worden
belegd'met houten borden en dat het onderstuk
hier bijna niet te zien is, doordat de zware stan
daard eenvoudig in een in de rotsachtige bodem uit
gehold gat is geplaatst. In de omgeving kwamen
nog meer molens voor, veelal van een ander type.
De heer Nordstrom is uit dit gebied geboortig en
heeft dit land met zijn bijzondere molenschoon
heid, toen hij later het vaderland verliet, nooit
kunnen vergeten. Toen hij er in 1930 terugkwam
bleek er van zijn zoete jeugdherinneringen niet
veel meer over. Er was nog één molen over en
deze was er zeer slecht aan toe. Het dak was in
gezakt.
,De heer Nordstrom vatte onmiddellijk het plan
op om de „Myllymaki" (molenheuvel) uit zijn
jeugdjaren weer in oude glorie te doen herleven en
daarmede een belangrijk deel van de oude cultuur
historie voor het nageslacht te bewaren. De eige
naar van de molen gooide echter, zoals dit ook bij
ons zo vaak gebeurt, roet in het eten. Hij wilde de
molen niet in orde laten maken. De onderhande
lingen duurden geruime tijd en daarna was her
stel zelfs niet meer mogelijk. De heer Nordstrom
kocht toen een zgn. „Mamsellimylly" (jongejuf
frouwenmolen, zo genoemd naar het klokvormig
model van het molenlichaam) en liet deze molen
oprichten op de plaats van de oude ho'uten-molen.
Dit beviel hem zo goed dat hij daarna nog drie an
dere molens kocht, alle van verschillend type, wel
ke hij eveneens op de molenheuvel liet herbouwen.
Doch daar bleef het niet bij. Er werden wegen aan
gelegd, granieten trappen aangebracht om de mo
lens gemakkelijker bereikbaar te doen zijn, op de
stenen grond werd aarde gestort waarin struiken
en rotsplanten konden bloeien met daartussen nog
enige grasvelden. Aldus ontstond een „museum-
heuvel", waarop nog vijftien molenstenen van ver
schillende grootte werden geplaatst, welke moeten
dienen als zitbanken voor de bezoekers. In het la-
93