zijn land mee beleven en zich ervan bewust worden
dat hij als Nederlander in de sfeer thuis behoort die
heerst in deze gebouwen, rond deze binnenplaat
sen, in deze omsloten tuin onder de geweldige to
ren van de Oüde Kerk. Geen beter les in de Vader
landse geschiedenis voor de jeugd dan een goed ge
leide en rustig volbrachte rondgang door en om het
Prinsenhof.
Het restauratiewerk is voorlopig beëindigd. Moge
spoedig de tijd komen, dat het gehele complex mét
de „Kamer van Charitaten" langs de Schoolstraat,
mét de Waalse Kerk, mét de reeks gebouwen langs
de zuidgrens en, kan het zijn, mét de te onzaliger
ure afgestane gedeelten van het oude erf, weer in
zodanige staat gebracht worden, dat niet alleen het
Prinsenhof maar ook het echt Hollandse stadskloos-
ter, dat het Agathaklooster was, voor onze ogen zal
herleven. Ter gedachtenis, ter lering en ter bewust
making van wat ons als Nederlanders eigen is en
bindt.
D. P. Oosterbaan
EEN AANSLAG OP DE OUDE DELFT
Telkens wanneer men stil blijft staan op de brug
over de Oude Delft, dicht bij de Aula der Techni
sche Hogeschool, ervaart men iets vreemds en
dieps, dat men bijna zou willen aanduiden met het
'grote woord: geluk.
Hoog en onaantastbaar groots ziet men de toren
van de Nieuwe Kerk boven de huizen oprijzen,
vlak bij aanschouwt men de toren van de Oude
Kerk, zwaar en kantig, als een brok steen uit de
oertijd.
Het water van de gracht verzacht deze tweevoudige
massaliteit tot iets beweeglijks en stromends, het
heeft een uitzonderlijke werking: de schoonheid
wordt er grijpbaarder door en dichter bij.
Wie dit alles ondergaat, kan zich moeilijk inleven
in die tijden, waarin men dit onvergelijkelijk scho
ne radicaal heeft willen vernietigen.
De barbarie heeft als een harer tegenhangers, de
mystiek, haar eigen onbegrijpelijkheid. Duister
blijft in laatste instantie de mentaliteit van een
Henry Ford, die de Hollandse grachten heeft wil
len laten dichtgooien, omdat men zich nooit ge
heel kan voorstellen, dat de mens zo zeer vervreemd
is geraakt van zijn oorspronkelijke mogelijkheden,
dat hij alles wat niet direct-nuttig is, uit zijn leven
wil wegbannen.
Onbegrijpelijk blijft ook de geestesgesteldheid van
de Delftse stadbestuurders van 1843, die de Oude
Kerkstoren tot de galmgaten wilden laten afbreken.
En om dichter bij de eigen tijd te blijven: welke
blindheid heeft nog omstreeks 1922 sommigen ge
slagen, dat zij de Oude Delft, dit kostbaar en onver
gankelijk bezit, dat hun door vroegere generaties
was overgeleverd, hebben willen laten verdwijnen?
Voor welke situatie zag men zich in de jaren twin
tig geplaatst?
Sinds 1887 had langs de fraaiste Delftse gracht een
stoomtram gereden, rook en roet uitwalmend en
steeds weer de stilte verstorend. Voorbijgangers
moesten zich uit de voeten maken, wanneer dit ve
hikel naderde. Omstreeks 1920 wilde de Haagse
Tramweg Maatschappij zich aanpassen aan het
moderne verkeer en electrische tractie invoeren.
Hiertoe was nodig, dat verschillende bomen langs
de gracht werden gerooid en dat masten voor de
bovenleiding werden geplaatst. Zelfs was er een
wisselplaats bij de Oude Kerk en het Prinsenhof
geprojecteerd! Maar hier zou het niet bij blijven,
het was te voorzien - al verzekerde de Directeur
der H.T.M. het "tegendeel - dat demping van de
Oude Delft onvermijdelijk zou volgen.
Doch dit was voor enkele vandalen volstrekt geen
bezwaar. In de „Haagse Post" verscheen in Mei
1922 een artikel, waarin over de ergernis van enke
le Delftse studenten het volgende werd geschreven
„Wij zeiden hun, dat het voor hun gemoedsrust
zeer gewenscht was, dat zij maar geveltjes en land
huisjes bleven ontwerpen in Holland en zich niet
moesten wagen in steden vol Oostersche pracht
werken, bijv. in Benares, Saigon, Peking, waar men
er gelukkig zulke subtiele gemoederen niet op na
houdt en waar de electrische trams zich bewegen
tusschen de meesterwerken van oude bouwkunst,
de pagodes en de tempel, zeer ten gerieve der be
woners". En of deze onzinnige vergelijking nog
niet genoeg was, vervolgde de scribent: „Zien die
geveltjes-maniakken niet in, dat de toestand, waar
in het Oude Delft verkeert, niet bestendigd mag
worden? Het is een vervuilde sloot, die de atmosfeer
verpest, tusschen twee muurtjes, van geèn enkel
openbaar nut, met bruggen welke een voortdurend
gevaar en ongerief vóór het openbaar verkeer op
leveren. Moesten die verkeerstechnici in spé, die
bevorderaars der volksgezondheid, niet veeleer met
73