bezitten, dat nauwelijks door een ander in beteke
nis wordt geevenaard?
Na 's Prinsen dood ging het met de oude klooster
complex bergafwaarts Wel werd het prinselijk ver
blijf nog in staat gehouden ter herberging van aan
zienlijke bezoekers en gasten van de stad, maar dat
duurde niet heel lang en aldra werden de gebouwen
voor allerlei doeleinden in gebruik genomen, die
niets met de oorspronkelijke bestemming te maken
hadden De grote zaal, die het prinselijk gezin op
de noodlottige avond tot eetzaal gediend had, werd
weliswaar ontzien en in de 17de eeuw, met het oog
op de bestemming tot feestzaal, van het nog aan
wezige, door Leonard Bramer geschilderde, pla
fond' voorzien, maar de overige ruimten werden
door tal van verbouwingen, die lang niet altijd oor
deelkundig werden uitgevoerd, tot onherkenbaar
wordens toe vervormd. In 1776 werd van stadswege
langs de zuidzijde van de tweede binnenplaats een
„superbe musyczaal" gebouwd. Die zaal, in des
olate toestand in 1938 nog aanwezig, werd bij de
restauratie afgebroken en vervangen door het thans
aanwezige gebouw met de traptoren, welke op
grond van oude gegevens daar boven de bestaande
kelders zijn verrezen.
In de 19e eeuw was het verval nog verder gegaan
toen het gehele complex bij „Oorlog" in gebruik
was. Het zou tot 1884, 300jaren na 's Prinsen dood,
duren voordat de belangstelling in 's lands historie
voldoende was herleefd om een voorstel tot een zeer
bescheiden stukje restauratie belangstelling bij de
regering en een meerder
heid bij de Tweede Kamer
te doen vinden.
De grote zaal en de histo
rische trap met de onmid
dellijke omgeving ervan
werden van rijkswege „op
voegzame wijze in orde
gebracht"en, voorzien van
een aantal voorwerpen op
's Prinsen leven betrekking
hebbende, voor het publiek
opengesteld. De rest bleef
liggen, ook toen „Oorlog"
in de 20ste eeuw de gebou
wen ontruimde en aan de
gemeente teruggaf
Zo bleef het: ontredderd,
verlaten en bouwvallig.
Tot op 10 Juli 1934,350jaar
na 's Prinsen sterfdag een
kleine groep vrienden van
de ons te vroeg ontvallen
hoogleraar C. van Vollen
hoven in de historische zaal bijeen kwam en ter
vervulling van een door deze vaak geuite wens,
de acte tekenden, waarbij opgericht werd de Stich
ting 't Prinsenhof, die zich ten doel stelt: „Zorg,
zowel in aesthetische als in historische zin voor
het Prinsenhof en zijn omgeving in ruime zin ge
nomen, en al hetgeen met deze zorg in direct of
indirect verband staat."
Op initiatief van de jonge stichting kon, dank zij de
medewerking van de afdeling bouwkunde der T. H.
alras begonnen worden met de opmeting door stu
denten, die zich in de natte, half met puin gevulde
kelders, moedig met hoge laarzen te water begaven
en dra van hun ervaringen verslag gavengescheur
de, slecht gestutte gewelven, verrotte moerbinten,
doorgezakte nokken en spanten, gescheurde en ge
zette muren - het was veel erger dan men zich had
voorgesteld.
Afbeelding 2 geeft er een denkbeeld van hoe de go-
thische westgevel der kapel met de traptoren er
toen uitzag, terwijl afbeelding 3 een indruk geeft
van de toestand in 1945, na restauratie.
Mede door het aandringen van de stichting en op
verzoek van het gemeentebestuur bleek de minister
van O. K. en W. bereid om op de begroting voor
1939 een postje van 1000 te brengen als begin van
een nader vast te stellen subsidie; „ten behoeve van
de werkverruiming", dat in 1940 door rijk, provin
cie, gemeente en stichting werd verleend, op grond
van een door de benoemde architect prof. N.
Lansdorp gemaakte begroting. In '39 en de eerste
maanden van '40 werd het werk aangevat] [en
71
Detail van de westgevel na de restauratie