van die wenteltrap bereikt kan worden, was eer
tijds een bovengalerij van waaruit de nonnen de
dienst in de kerk konden bijwonen zonder zelf door
de kerkende lekengemeente te worden gezien.
Het gesticht kon in zijn bloeitijd tot de rijkste kloos
ters van Nederland gerekend worden; nog in 1938
toen de gebouwen deerlijk in verval waren, getuig
de Huizinga ervan, dat hier, na de Middelburgse
abdij de best bewaarde resten te zien zijn, die
van enig groot Hollands stadsklooster nog over
zijn.
Het klooster, dat dochters uit de aanzienlijkste ge
slachten: Brederode, Alblas, Grijpskerke, Nassau
onder zijn bewoners heeft geteld, was, vooral in de
zestiende eeuw onder de laatste prior, de kunstzin
nige Cornelis Musius fraai gebouwd en rijk inge
richt; bekend zijn de grote schilderstukken die in
opdracht van Musius door Maerten van Heems
kerk voor het klooster werden vervaardigd.
In de loop van de vijftiende eeuw toen ook de kapel
werd gebouwd, zijn waarschijnlijk de gebouwen
langs de Schoolstraat, die de prior en zijn gasten tot
woonplaats en de kloosterlingen tot eetzaal en keu
ken zullen gediend hebben, in de staat opgebouwd,
zoals die thans, na vele verbouwingen nog wel te
herkennen is. Ook de spinkamer moet toen haar
tegenwoordige vorm hebben gekregen.
In de eerste helft van de zestiende eeuw zullen die
gebouwen ongetwijfeld verfraaid zijn en wellicht
ook verhoogd. In diezelfde tijd moet de ruimte om
de historische trap tussen de bestaande gebouwen
zijn ingebouwd en kwamen verder tot stand: de
ruimten langs de Oude Delft die later sterk ver
bouwd zijn, en, iets later, het gebouw, dat de toen
al bestaande gebouwen met de kapel verbindt, al
dus de beide besloten binnenplaatsen vormende, die
zo bijzonder bijdragen tot het intieme karakter van
het geheel. Uit de 17de eeuw stamt de noordelijke
aanbouw aan de Waalsekerk, die in verband met
de protestantse eredienst nodig werd geacht.
Tenslotte is in de 19de eeuw het grootste deel van
de gebouwen ontstaan langs de zuidzijde van de
kloosterhof, op de plaats van een veel ouder bouw
werk, dat de kloosterlingen tot woning diende. En
verder de reeds genoemde N. H. kerk en woonhui
zen, die buiten het thans nog in gemeentebezit
zijnde terrein vallen.
Onze historie weder opnemende, vinden we in
1572, dus nadat de hervormingsgezinden het be
stuur der stad hadden overgenomen, de oude Mu
sius benevens een aantal kloosterlingen nog in hun
oude verblijf. En ze zouden er ook nog blijven
toen in datzelfde jaar de Prins, het omwalde Delft
veiliger achtende dan het open vlek Den Haag, zich
met zijn hofhouding voorgoed in de sedertdien
„Prinsenhof" genoemde gebouwen langs de School
straat vestigde. Met de Prins waren het al spoedig
de Staten en het Hof van Holland en de Staten-
Generaal die hun vergaderzaal in Den Haag voor
een in Delft wilden verwisselen.
Die werd gevonden in de „Spinkamer".
Het is in die kamer, thans de „kapittelzaal", dat in
de meest hachelijke periode van onze vrijheidstrijd,
besluiten moeten zijn genomen, die voor het voort
bestaan en de eenwording van ons vaderland van
beslissende betekenis zijn geweest.
Met de komst van het prinselijk gezin werd de
kloosterkapel hofkapel. Het was hier dat de Prins
na zijn overgang tot de Hervormde eredienst in
1573 het Heilig Avondmaal nam, het was hier, dat
hem gedurende de dienst op 3 October 1574, de blij-
mare gewerd van Leidens ontzet, het was hier, dat
zijn jongste zoon Frederik Hendrik op 12 Juni 1584
ten doop werd gehouden.
En het was in datzelfde Prinsenhof, bij de histori
sche trap waar nu nog de „Teyckenen van de Koo-
gelen" in de muur te zien zijn, dat op de noodlot
tige dag van 10 Juli van datzelfde jaar, het schot
viel dat aan het leven van de Vader des Vaderlands
een einde zou maken, juist op een der dagen dat de
Staten-Generaal te Delft bijeen waren om te be
raadslagen over de inhuldiging van de Prins tot
Graaf.
Is het te veel gezegd als we constateren, dat we hier
in het oude Prinsenhof, een nationaal gedenkteken
70
De westgevel in 1938